Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 juli 2025
Hoofdschuddend lach ik tot bloemen, tot weiden, tot wolken, d'armen strek ik der zee toe: "wéét ge het? wéét ge het?" Tranen stroomen mijn wangen langs, mild als de slaaf weent voelend verlossing. Het looverlied. Hoe heerlijk onder bladgeruisch te gaan van groote boomen die in duister staan, weer naar hun machtig nachtgezang te luistren hun wijd gezwatel en plechtstatig fluistren.
Gene, die slanke, die haastig hem nadert, als had ze iets in 't oor hem te fluistren, Drukt snel een vlugtigen kus op zijn wang, als hij lagchend zich buigt om te luistren. Deze, door inniger hartstogt tot hem, den bekoorlijken herder getrokken, Wil hem, de hand aan zijn kleed, naar 't bosschaadje aan den oever der Djamoena lokken.
Bruid des hemels! wilt ge luistren naar een droom? 't Was, als doolde ik in 't verleden, en aan d' oever van een stroom: 't Was de Maas, wier blonde golven vloeiden langs een eilandzoom, En een oude grenssteen rustte er aan een grijzen wilgeboom." Bevend zag de Jonkvrouw opwaart, en heur fijne blos verschoot.
Hoe vriendelijk knettert Het vlammende hout! Daar leegren de mannen, Bij vroolijken kout: Daar hurken de vrouwen, En roosten het maal, En vullen gestadig De wijde bokaal. En Sagen en zangen Weêrklinken in 't rond, Als 't bloeiende Zuiden Zoo weeldrig en bont. Hoe luistren de jongen, Waar 't Bestjen hen leert. Wat rijmspreuk de slange Der smarte bezweert!
Ik zwom, toen ik de repetitie zag, In tranen, ja; maar blijder tranenvloed Heeft nooit de dolste klucht mij afgeperst. THESEUS. Wie zijn de spelers? PHILOSTRATUS. Mannen, hard van hand, Handwerkers van Athene, die nog nooit Hun brein met arbeid plaagden, maar die nu, Hoe vreemd het werk ook viel, het met dit stuk Bezwaarden om uw feestdag op te luistren. THESEUS. Wij willen 't hooren.
Wij willen niet heengaan van de aarde zonder dat gehoord te hebben, dat zachte beekvalletje door ons huis heen. Als wij in de andre kamer zijn, dan spreekt het daar verre stil, zijn ziel beweegt, gaat open, en klankt open als een bloem. Zouden wij geen tijd hebben om dat te hooren? O geeft ons dan den dag van acht uur, dat er een stuk voor ons over is om naar ons kind te luistren.
En de ziel in elk besterft tot luistren Naar het heimlijk lenteluwe fluistren Van een vreemde stem die lokt en vleit: Die het liefste met elkander deelen, Rijzen stil als bloemen op haar stelen In gescheidene verzonkenheid.
Sla neer dat oog dat my mezelf ontrooft, My weglokt van de taak die op me rust. Gy zweeft, en wenkt, en wyst op hooger doel, En tracht me wegtestelen van m'n plicht ... Ik mag niet, Femke! Ik smeek je, vlucht niet heen Omdat ik altyd nog mezelf niet ben, En niet mag luistren naar uw stem. Ik moet, U ziende, blind zyn ... doof als gy me roept. En stom, als 't hart me berst van drang tot uiting.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek