Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 19 mei 2025
Langzaam en statig galmden de klanken aan. Klaar en helder tikte elke toets zijn deun, die uit de diepte en van de hoogte samenrolden tot een plechtig akkoord. Het scheen iets als een loflied, als een kerkgezang, als de verheerlijking van iets edels en groots, van iets bovennatuurlijks, iets als een hymne aan de eeuwige kuischheid en eenzaamheid. Mathilde zat kalm en stil.
Lofgezangen maken een deel uit van de openbare godsdienstoefening bij elke Christelijke Vereeniging behalve bij de Kwakers, die ik soms benijd en ik wensch dadelijk te zeggen, dat ik niet voornemens ben te preeken voor de afschaffing van het loflied.
Op de trappen daarvan had de citerspeler Anaxenor eerst afgekondigd dat Cleopatra en Antonius de schoonste aller overwinningen hadden behaald, en daarna een loflied gezongen dat aller harten diep had geroerd. Hij had het al lang geleden vervaardigd, en deze eerste gelegenheid, zoodra het gerucht zich verbreid had, aangegrepen, om de uitwerking er van te beproeven.
Volg ze op haar baan, die dichterlijke zwerfsters, die van niets meer gruwen dan van de rechte lijn; volg ze met vreugdevol vertrouwen, zij zullen u 't is waar, niet langs den kortsten weg, maar langs ongebaande, nauw vermoede paden, dolend en dwalend als de knaap die onwillig naar de school gaat en ieder voorwendsel aangrijpt om zich op te houden; ja, zij zullen u brengen naar stille plekjes, waar ge droomend nederzit en het u zijn zal, als hoordet ge duidelijk het loflied, dat bergen en rotsen, wouden en velden, vlakten en dalen, rivieren en beken, onverpoosd opzenden naar den hoogen hemel, die zich zegenend uitbreidt over de bloeiende aarde.
Hoog, op den bergtop, rijst de kleine kluis, Uit groenend hout en mossig riet geboren; Door sparre en lorke vaart een zacht geruisch, En wie daar zingen, doen een loflied hooren; Vrij dartelt om de hut de vale muis, Het dal ligt in den gloed der zon te gloren, Maar in de grauwe pij, voor ’t houten kruis, Ligt de eenzame, in geprevel als verloren.
"Hij nader," sprak de vorst, "en toon zijn' kunst!" Toen kwam de Diw en sloeg de snaren aan, En zong dit loflied op Masenderan." »Wilt gij het lied van Masenderan hooren?" »Zing steeds voort!"
'k Zie ter rechterzijde, op 't strand, Wentlen zich de wilde baren; En ter slinke rijpen d' airen, Wachtende op des maaiers hand. Grootsche tweeklank, die hier klinkt! Ginds 't gebruis der groote waatren, Die een dondrend loflied klaatren; Hier de jeugd, die 't oogstlied zingt.
Hij behoeft waarlijk niet zoo te zijn op zijn afkomst; zijn ouders zijn maar eenvoudige lieden. Dat schijnt me een nufje toe. De pauw is een dier. Vroeger was hij vreeselijk , maar het lot heeft hem nederig gemaakt. Ons loflied prijst den Schepper van het heelal. De eik werd door den bliksem getroffen. Hij was te , om gebedeld brood te eten, zoolang hij nog werken kon.
Wij hechten er ons aan met de vasthoudendheid van het meest oorspronkelijk instinkt onzer dierlijke natuur, en met de geestdrift van elk laatste woord in het onafgebroken loflied dat wij er aan wijden, sedert wij het voor het eerst leerden prijzen.
Daar maakt een man zich los uit een gesprek en loopt haastig door het gedrang naar het platform even vaak zonder een geestelijk kleed, als niet in leeken-kleeding. Dan treedt een kwartet naar voren en zingt met het gelaat gekeerd naar het gehoor een lofzang voor de vergadering, die niet opstaat, en later zingt datzelfde kwartet een tweede loflied ook voor de vergadering.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek