United States or North Macedonia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dan zijt gij verloren. En al mocht het u al gelukken hem te ontkomen, dan zijn de anderen er nog, aan wie gij gisteren ontsnapt zijt. In ieder boschje kunnen zij hier op u loeren, en u overvallen. Dat is onmogelijk! Waarom? Omdat zij naar Engely gereden zijn.

Zijn scherpe trekken, de kleine, iemand doorborende, cynische oogen, die sterk ontwikkelde kin, die breede, aan de hoeken neergetrokken mond, dat alles bijeengenomen maakte geen aangenamen indruk. Hij was integendeel het type van een gierigaard, wiens gedachten altijd loeren op het bijeenschrapen van geld, zonder er zich over te bekommeren hoe het verkregen werd.

Geduld is zulk een schoone zaak Om in een moeielijke taak Zijn oogwit uittevoeren; Dit zag ik laatst in onze kat, Die uuren lang gedoken zat, Om op een rat te loeren. Zij ging niet heen voor zij de rat, Gevangen, in haar klauwen had. Die in zijn jeugd het pad der deugd Heeft ingeslagen, En 't goede doet, Wagt welgemoed Zijne oude dagen.

Tybaert kwam met opgeheven staart langs zijn beenen fleeren om te mogen meegaan, en met een wip zat hij ievers tusschen het houtwerk van de witbestoven molenkamer te loeren achter muizen. De zak terwe was bijna leeg, maar 't geen er was schudde hij in den bak. Strakskens zou hij om ander gaan.

Maar de kat, speelsch en vlug, springt nòg eens. De struik buigt. Een paar blaren vallen af. De vlinder ligt op den grond. De witte vleugels trillen. De kat snuffelt, gaat er bij liggen, vadsig, weelderig in de zonwarmte. De groote grijze poot verschuift het witte, blanke lijfje. De vleugeltjes beven. De groene, harde oogen, de wreede oogen loeren, bekijken het getril.

De onophoudelijke vervolgingen, waaraan hij is blootgesteld, hebben hem zeer sluw en voorzichtig, maar ook zeer listig gemaakt, en zoo komt het, dat men dagen lang op hem loeren kan zonder hem waar te nemen. In den regel gaat hij eerst na zonsondergang op de vischvangst uit, waarmede hij zich gedurende den nacht bezig houdt, het liefst en het ijverigst bij helder maanlicht.

Maar met een verschen wurm aan den haak stond de hengelaar alweêr, éen hengel in den arm en de andere tusschen zijn beenen doorstekend, als gegroeid uit zijn vlondertje, onveranderlijk in zijn vischachtige zwartheid, te loeren in het wilde Amstelwater naar zijn roode dobbers.

De Bunzingen, Hermelijnen, Uilen en Valken, de Buizerden, Raven en Ooievaars loeren op hem, terwijl hij de aarde uit zijne loopgraven naar buiten werkt, de Wezel vervolgt hem zelfs in zijne gangen, waar hij ook niet zelden een slachtoffer wordt van de Adder.

Laatstgenoemde had zijn portie verorberd, stak het mes in zijn gordel, en zei: "Nu Tonkawa spreken, en dan rafters met hem wel vredespijp rooken. Zwarte Tom hebben veel geld. Tramps komen, om op hem loeren en hem afnemen geld." "Tramps? Hier aan de Zwartenbeer-rivier? Dat zult ge stellig mis hebben." "Tonkawa niet mis hebben, maar stellig weten, en het ook vertellen."

Dat zal het wel niet alleen zijn, maar ik vermoed dat er nog wel meer geheimen aan zijn verbonden. Ja, dat zal wel waar zijn. Het zou mij heel wat waard zijn om dat geheim te weten te komen. Dat zal natuurlijk niemand verraden. Nu misschien toch wel! Dat geloof ik niet. En toch weet ik twee menschen, die het misschien te weten kunnen komen. En dat zijn? De twee roovers, die op hen loeren!