Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 oktober 2025
Wreekt dit, is u uw moeders leven lief, Of ik erken niet langer u als zoons. DEMETRIUS. Dat ik uw zoon ben, moge dit getuigen. CHIRON. Ook dit is raak en tuige voor mijn kracht. LAVINIA. O kom, Semiramis, Of neen, barbaarsche Tamora, kom gij, Geen naam dan de uwe past bij uw natuur. TAMORA. Geef mij uw dolk, en gij zult zien, mijn knapen, Uw moeders hand wreekt uwer moeder smaad.
TAMORA. 'k Wil haar niet hooren spreken; weg met haar! LAVINIA. Smeekt, lieve prinsen, haar, één woord te hooren! DEMETRIUS. Hoor haar, vorstin; het zij uw roem, haar tranen Te aanschouwen; doch voor deze zij uw hart, Wat harde keien zijn voor regendroppels. Gaf ooit een tijgerwelp zijn moeder les?
Mijn kind leed erger smaad dan Philomela, En erger zij mijn wraak dan Procne's wraak. En nu, hier met uw kelen! Kom, Lavinia; Vang gij dit bloed nu op, en als zij dood zijn, Wil ik hun beend'ren malen tot fijn stof, Het mengen met dit walg'lijk nat, en dan Laat ik hun hoofden bakken in dat deeg.
Zie Lavinia. Anna, dochter van Belus, vluchtte met hare zuster Dido uit Tyrus naar Africa, waar Dido Carthago stichtte. Volgens een rom. verhaal zou Anna na Dido's dood door den numidischen koning Iarbas uit Carthago verdreven zijn, op hare vlucht op de kust van Latium schipbreuk hebben geleden en door Aeneas opgenomen en aan de vriendschap zijner echtgenoote Lavinia aanbevolen zijn.
O hoed mij voor hun lust, die meer dan dood Mij dreigt, en werp mij in een vuilen poel, Waar nimmer menschenoog mijn lijk aanschouwe; Doe dit en wees een zachte moordnares. TAMORA. Dan roofde ik aan mijn lieve zoons hun loon; Neen, dat zij vrij hun lusten met u boeten. DEMETRIUS. Kom, weg! gij hieldt ons veel te lang hier op. LAVINIA. Geen hart? geen vrouwlijkheid? Beestachtig wezen!
LAVINIA. Vergeef mij, lieve keizerin, men schrijft u Een groot talent van hoornopzetten toe; En 't wordt vermoed, dat zich uw Moor en gij Afzonderden tot oef'ning in die kunst. De hemel hoede uw man thans voor zijn honden, 't Waar' boos, als zij hem hielden voor een hert.
Neen, sleep haar gade naar een heimlijk hol; Tot peluw strekk' dat lijk bij onzen lust. TAMORA. Maar als gij den begeerden honig hebt, Laat dan die wesp niet leven, dat ze ons steek'. CHIRON. Nu 'k zweer, vorstin, wees hieromtrent gerust. Kom, liefje, wij genieten met geweld Thans uwe preutsch beveiligde eerbaarheid. LAVINIA. O Tamora, 't gelaat hebt ge eener vrouw,
De betrekking tussen Aeneas en Lavinia, bij Virgilius vluchtig aangeduid, maar misschien meer uitgewerkt in een niet overgeleverd later Latijns gedicht, wordt in de roman aangegrepen als een welkome aanleiding om daar weer een andere lang uitgesponnen liefdesgeschiedenis aan vast te knopen, waarin het onschuldige verliefdheidje van de jonge koningsdochter een schone tegenstelling vormt met de hete, ervaren passie van de vorstelike weduwe.
Wat u betreft, prins Bassianus, 'k heb Den keizer mijn belofte en woord verpand, Dat gij u zachter, buigzamer zult toonen. Hebt, mannen, ook Lavinia, goeden moed, En neemt gij raad aan, buigt dan nu de knie, En vraagt vergiff'nis aan zijn majesteit. LUCIUS. Wij doen 't; en hoor' de hemel en uw hoogheid: Al wat wij deden, was niet boos gemeend; 't Gold onzer zuster en onze eigene eer.
O prinsen, wacht u! zoo de keizerin Dien wanklank hoort, zij vindt dien snerpend valsch. CHIRON. Nu, zij en heel de wereld mag het weten: Lavinia geldt mij meer dan heel de wereld. DEMETRIUS. Knaap, zijt gij wijs, doe dan een lager keus, Lavinia is uws oud'ren broeders wensch.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek