United States or Barbados ? Vote for the TOP Country of the Week !


Is de leek omdat hy leek is onbevoegd om aanmerkingen te maken op zaken die onder 't begrip vallen van elken welgeschapen mensengeest? Ten wiens behoeve ontsteken dan professers en specialiteiten hun licht? Moet men juist lantaarnopsteker zyn om 't recht te hebben over duisternis te klagen?

Dan kwamen de vrinden allemaal lantaarnopsteker, nachtwacht, vuilnisman al de loopende gemeente-ambtenaren nieuwjaar wenschen en boden daarbij een mooie prent met een gedicht aan, welkome schatten voor de kinderen, en die wel tegen een fooitje opwogen, ware 't alleen om de rijke heilwenschen aan de eerzame burgerij. Voor mij waren 't schatten voor mijn kokertje.

Hoe ontblootte hij zijn breede borst en opende zijn groote handpalm, en zweefde verder, met milde hand zijn onschuldige vroolijkheid stortend over alles wat binnen zijn bereik kwam! Zelfs de lantaarnopsteker, die vooruit liep, en de duistere straten met lichtstippen bespikkelde, en die er op gekleed was om dien avond ergens op visite te gaan, lachte vroolijk toen de Geest voorbijging.

Wat hadden Frans en Klaas een pret. En hoe vermaakten zij zich met de wanhopige pogingen van het dier om zich te redden. De lantaarnopsteker, die op zijn laddertje stond, om de lantaren schoon te maken en de peer van de lamp te vullen, was er verontwaardigd over, en hij riep de jongens toe, dat zij zich schamen moesten. Hij klom naar beneden en zag, hoe het beest tevergeefs poogde zich te redden.

Eenige angstige personen, die haastig naar huis gingen, zagen hem nauwelijks. Ieder voor zich zelven, in tijden van gevaar. De lantaarnopsteker kwam als gewoonlijk de lantaarn aansteken, die vlak tegenover het huis No. 7 stond, en ging heen. Jean Valjean zou voor dengene, die hem aldus in die schaduw had gezien, geen levend mensch hebben geleken.

Maar toen de oude lantaarnopsteker haar aankeek en er van sprak, wat zij beiden alzoo met elkaar doorleefd hadden, in regen en mist, in de heldere, korte zomernachten zoowel als in de lange winternachten, wanneer het sneeuwde, zoodat het hem goeddeed, als hij weer in zijn kelder kwam, toen wist de lantaarn zich weer goed in alles te verplaatsen.

In dat geval kon er wel is waar alles van haar komen; maar de gedachte dat zij niet wist, of zij er dan de herinnering nog van zou behouden, dat zij een maal een straatlantaarn geweest was, pijnigde haar. Maar hoe het ook met haar mocht afloopen, zooveel was zeker, dat zij van den lantaarnopsteker en diens vrouw, die haar bijna als een lid der familie beschouwden, gescheiden zou worden.

Eene hevige verontwaardiging maakte zich van Jan meester, en ook Karel vond het eene schandelijke daad. Fik zwom in het breede wak rond, nu hier, dan daar pogingen doende, om op het ijs te klimmen. Maar dit was te glad. Telkens gleden zijn pootjes uit en zakte hij in het water terug. Jan kon het niet langer aanzien. "Mag ik dat laddertje gebruiken?" vroeg hij aan den lantaarnopsteker.

De schijf, om welke het touw liep, bevond zich onder de lantaarn in een klein ijzeren kastje, waarvan de lantaarnopsteker den sleutel had, terwijl het touw zelf door een ijzeren koker beschermd werd.

Doch in de laatste jaren, toen zij alle drie, de lantaarnopsteker, zijn vrouw en de lantaarn, oud geworden waren, had de oude vrouw haar verzorgd, geschuurd en van olie voorzien. 't Waren beiden doodeerlijke menschen; nooit hadden zij de lantaarn ook maar een enkelen droppel olie te kort gedaan.