Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 22 juni 2025
En met den Koning en het hof zagen Gawein en Ysabele, terwijl der edelvrouwen vele schoothondjes op de barbekanen keften, een schandekar, gevoerd door een dwerg, gezeten op het lamoen en in de schandekar lag een half naakte ridder en kermde van pijn en ter zijde reden twee ridders, de ventalië op geslagen.... Van zoo verre over de elf grachten heen en door den stadigen wasem van de ziedende tooverrivier, waren de ridders niet dadelijk te herkennen; niet alleen wie in de kar lag, ook de beide ruiters schenen bleek en moê, wellicht meer uitgeput dan zij zouden van tweestrijd of veldslag geweest zijn.
De dwerg rukte, op het lamoen van de Kar gezeten, de teugels; het mizerabele paard trok aan.... Stortregen viel neêr.... Ik ben zot maar van de burchten wijs! grinnikte de dwerg. Wat was de vië schoon en goed, meende Gawein; wat was te ademen reeds zaligheid, want was te beminnen niet het Paradijs voor wie meent, dat hij bemind wordt!
De baas van 't herbergje ging met hem mee, om hem het stalletje te wijzen, waar de honden konden slapen. Hue, Baron! Hue, Duc! riep Vosken aan 't karretje duwend. Maar 't karretje bood tegenstand; 't was of er iets haperde. Hue dan! herhaalde Vosken, harder duwend. Het karretje draaide half om zijn as en bleef staan. Wa scheelt er dan! bromde Vosken bij 't lamoen komend.
Hij heeft een molensteen rond gedraaid, zei de eerste weêr. Kijk, de sporen van het lamoen.... En van den draaiboom.... En zij onderzochten mij met aandacht. Ik vond hen drie knappe wondermeesters, die dadelijk veel hadden geraden, al rieden zij niet, dat ik een mensch was, betooverd door een harpij. Gewillig gaf ik mij aan hun zorgen en wetenschap over.
De dwerg, bevrijd uit den boozen drang der baroenen, grinnikte en zette zich spottend, gedrochtelijk, met de spichtige armen over de vergroeide knieën op het lamoen van de kar, terwijl doodstille Gawein leed en lag. Ik zal wachten! grinnikte de dwerg. Uw welgevallen zal ik, hooge heeren, wachten!
Hij hield het bij 't lamoen en kreeg als 't ware een klein schokje, dat even het lantaarntje in zijn hand deed beven. Een bruine massa lag daar op den grond, zijlings uitgestrekt, de pooten van zich af, den kop, met open bek, die scheen te grijnzen, in het zand. Ien van ou honden es deud! riep de man tot Vosken. Een heele poos stond Vosken strak en roerloos, alsof hij niet begreep.
Zij holden er met het overladen karretje vandoor, heuvel op, heuvel af, de pooten gestrekt, de flanken zwoegend, de koppen tegen den grond. Vosken, zijlings op 't lamoen gezeten, porde ze onophoudend, met de stem en met een knuppel aan. Voortdurend klonk zijn ruwe stem: "Hue, Baron!
En met een schop in mijn achterdeel joegen zij mij voorwaarts, naar de molensteenen, die ginds onder afdakken werden rond gedraaid door ezels en misdadigers beiden... Sedert draaide ik den molensteen.... In het lamoen gespannen, draaide ik, geblinddoekt, aan een houten boom den zwaren molensteen steeds rond en rond, onder de zweepstriemen en knuppelslagen van de erbarminglooze opzichters.
Hij volgde den raad van den straatmaker, keerde terug, en na een half uur kwam hij voorbij dezelfde plek, maar in vollen draf en met een goed versch paard. Een stalknecht, die zich voor postillon uitgaf, zat voor op het lamoen. Intusschen merkte hij, dat hij tijd had verloren. Het was volslagen nacht. Zij kwamen op den binnenweg, die afschuwelijk was.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek