Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 17 juni 2025
In die inlandsche wereld bestonden veeten: en een inlandsch ambtenaar, de Djaksa, inlandsch officier van justitie, die gebeten is op den regent, tracht dadelijk den nieuw-aangekomen assistent-resident tegen den regent op te zetten. Hij weet zich aangenaam te maken bij D. D.: hij ontdekt bizondere teekens op 't hoofdje van zijn kleinen jongen, die dezen tot een koningskind stempelen.
Zij was een onwaardig koningskind en ik heb haar gevloekt en zij is gestorven, maar meent gij, Gawein, dat gij rècht waart haar mij te ontschaken en weg te voeren naar Amoraen, die haar niet zelve dorst winnen, en toen hij zoo jongstiglijk dood bleek en gij uw ridderwoord niet en behoefdet gestand te doen, haar zelf te behouden tot eigen wijf?
Ze zag dan stoet van Engelsche edellieden, en ze bemerkte, dat verscheidene hunner glimlachten om het werk, dat zij verrichtte. Was het de dochter van koning Elderik, die zich zoo verlaagde? Maar nadat zij was opgestaan, werden allen angstig. Ja, het was een koningskind, dat tegenover hen stond, vol machtigen trots. "Wat zoekt gij hier?" Men reikte haar een brief van koning Elderik.
Daar zat ik ook wel prachtig, maar kon me niet bewegen, zonder me aan alle kanten te prikken, en hier lig ik zoo heerlijk als een koningskind. Wie zal me hier zoeken? En wat een leuke kijkgaatjes heb ik hier rondom me. De vischjes hebben het nog zoo kwaad niet, als ze zich hier bevinden. 't Is alleen maar jammer, dat het einde voor hen een wreede dood is.
"Maar ze moeten toch ièts doen." "Misschien dat zij dat wel zullen doen." "O, Heer, ja." "Zij zullen haar achterbaks houden. Dat is meer gebeurd." Redwood barstte in een onbedaarlijk gelach uit. "Het overtollige koningskind de niet te stuiten baby met het IJzeren Masker!" zei hij.
Toen nu den volgenden dag het mannetje kwam, begon zij: Albert, Gerard, Christiaan, en achtereenvolgens alle namen, die zij wist, maar bij ieder zei het mannetje: »zoo heet ik niet.« Den tweeden dag liet zij bij alle menschen rondvragen, en toen het mannetje kwam noemde zij de allervreemdste en wonderlijkste: «Rattevel, Beerekuit, Sparrebeen,» maar het bleef er bij: «zoo heet ik niet.» Den derden dag kwam de bode terug en vertelde: «Nieuwe namen heb ik niet meer kunnen vinden; maar toen ik van een hoogen berg kwam aan den hoek van het bosch, waar haas en vos elkaâr goeden nacht zeggen, zag ik een klein huisje en voor het huisje brandde een vuur, en om dat vuur sprong een raar mannetje rond op één been, en hij riep: Heden bakker, morgen brouwer, Overmorgen 't koningskind; O wat vreugd, dat niemand weet, Dat ik »Rompelsteeltje« heet.
Wij zweren dat blonde Koningskind de trouwe in vreugde en in smart, Maar de bruid uit het land, waar de bergen zijn, Die Koningsvrouwe zoo fier en zoo rein, Zij heeft er gevangen ons hart! « Coosje met haar zuivere stem had met haar gansche hart uit volle borst gezongen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek