Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 5 oktober 2025


Zoo, om een uit duizend voorbeelden te nemen, in het volgende liedje, waarin eene Finsche vrouw hare smart over de scheiding van haren geliefde uitspreekt: O! beste vriend, hoort gij 't wel. O! hartelief, merkt gij 't wel! Als ik zingend om u klaag? Scheiden moeten wij van daag! Wachtend moet ik naar u uitzien Schriklijk ver trekt g'hier van daan!

Maar op de een of andere wijze moet het een eind nemen en daarom kan en wil ik er niet gaarne over spreken. Klaag mij dus niet aan, veroordeel mij niet. Gij in uw onschuld en reinheid kunt niet begrijpen, wat ik lijd." Zij ging naast Dolly zitten, zag haar met een schuldig gelaat in het gezicht en greep haar hand. "Wat denkt gij? Wat denkt gij van mij? Veracht mij niet. Verachting verdien ik niet.

Ik wenschte dat je met Max naar Batavia ging: ik klaag heden den Regent aan. En ze viel hem om den hals, en was ongehoorzaam voor het eerst, en riep snikkende: Neen Max, neen Max, dat doe ik niet ... dat doe ik niet! Wy eten en drinken tezamen! Had Havelaar ongelyk toen hy beweerde dat zy evenmin recht had op neussnuiten als de vrouwen te Arles?

Als men bedienden toelaat om zich aan ieder onaangenaam gevoel te storen en over elke kleine onpasselijkheid te klagen, heeft men er nooit rust van. Ik zelve klaag nooit niemand weet wat ik lijd. Ik acht het mijn plicht om dat stil te dragen, en dat doe ik ook."

En vat ik gansch waarom mijn ziele treurt, Dan kwelt me een heir van smarten van al zijden, Zoodat ik krimp van pijn om wat ik lijd En zinloos klaag en krijt En moet de menschen diepbeschaamd vermijden. En weenend roep ik in mijn eenzaamheid: "O Beatrice, gingt ge waarlijk henen?" Dan troost haar naam me, als waar' zij zelf verschenen.

Haar hart gloeit en trilt weer; en geen vlijmende smart, geen bittere, doffe wanhoop doet de snaren trillen, liefde, vol en zwaar, ruischt in de accoorden. Wat klaag ik ondankbare, met zoo'n rijken schat in mij! De liefde is het meeste! Zij is het rijkste als zij geeft.

Jondrette herhaalde twee of drie keeren in allerlei afwisseling van klaag- en jammertoon: "Mij blijft niets over dan in 't water te springen! ik ben onlangs daartoe bij de brug van Austerlitz drie treden naar beneden gegaan!"

Omdat ’k geen vrouw heb; ’k ben een vrije jongen!” „Ja, dat ’s waar ook, daar dacht ik niet aan. En klaag jij dan nog over den slechten tijd?” „’n Mooi ding! Een vrije jongen leeft altijd duurder dan een getrouwd mensch.” „Ei!” „Natuurlijk! Eerstens je kostgeld; tweedens je borreltje. Dat moet een mensch toch....”

"Neen!" zeide dichter, die in zijn hoek bleef zitten. "Ben je boos, Rodolphe, dat ik hier gekomen ben," vroeg Mimi zacht; "heb je liever, dat ik weer weg ga?" "Neen, neen!" antwoordde Rodolphe; "maar het doet mij pijn, dat ik je zoo terugzie." "Dat is mijn eigen schuld, Rodolphe ik klaag dan ook niet; wat voorbij is, is voorbij, denk er maar niet verder aan.

De canzone begint: "Altijd, eilaas!" en heeft twee gedeelten: in het eene, dat wil zeggen in de eerste stanza, klaagt deze mijn dierbare vriend, aan haar vermaagschapt; in het tweede klaag ik zelf, dat wil zeggen in de tweede stanza, welke begint: "Zoo mengen zich...." En zoo blijkt het dat in deze canzone twee personen klagen, de een van welke klaagt als haar broeder, de ander als haar dienaar.

Woord Van De Dag

slonsige

Anderen Op Zoek