Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 19 mei 2025


De vreemdelingh behoort te swijmen, die my siet, zeide Huygens, omstreeks de helft der zeventiende eeuw, Amsterdam sprekend invoerende: en inderdaad, in zijnen tijd en nog eene eeuw later was er wellicht geene stad in geheel Europa, meer dan zij geschikt, om bij den vreemdeling, die haar bezocht, een indruk te verwekken van verbazing en opgetogenheid.

Kort nadat Rembrandt zich in Amsterdam had gevestigd en een grooten naam begon te krijgen, bracht Huygens hem bij den stadhouder, prins Frederik Hendrik, ter sprake, wat hij gemakkelijk kon doen, omdat hij, als diens geheim-secretaris, dagelijks met den vorst verkeerde. Er volgde eene bestelling van eenige stukken, misschien om er het stadhouderlijk paleis te Rijswijk mee te versieren.

Hij, die feiten verlangt en zich niet door woorden wil laten overtuigen, neme de werken van Archimedes, Cartesius, Stevin, Borelli, Mariotte, Huygens, Newton en Bellini ter hand. Hoezeer ware het te wenschen, dat meer bevoorrechte geesten over de nog onopgeloste problemen op het gebied dezer wetenschap hun helder licht lieten schijnen.

Loosduinen werd door Huygens met zijn eigenaardige woordkunst nog beschreven als: Loos duinzand, mager staal van overstoven heigrond, Daar 't hongerig konijn ter nauwernood zijn wei vond En voedde mensch noch vee, als Brandwijks noeste schop Dat schraal bezwangerde met allerlei volop.

Ook bracht hij het nooit zoo ver, dat beroemde mannen uit onze geschiedenis zich door hem lieten portretteeren. We mogen dit stellig betreuren. Wat zouden we uit zijne handen een portret hebben gekregen van een Frederik Hendrik, een Jan de Wit, een Michiel de Ruijter, een Constantijn Huygens.

Hij, Cornelis, was getrouwd geweest met Catharina Quekels, die hem twee kinderen schonk, Jacob, in 1598 geboren, en de bekoorlijke Machteld, haar, die door Constantijn Huygens bemind werd, en op wier dood in 't bloeien harer jeugd Vondel zulk een alleraandoenlijkst gedichtje schreef.

Behouden en wel brengt hij zijn honderd gulden thuis, en is gelukkig, dat hij op Den Deijl zoo weinig verteringskosten heeft behoeven te maken. Het is waarschijnlijk, dat de groote m'nheer in Den Haag, die zijn stuk honderd gulden waard achtte, niemand minder dan Constantijn Huygens is geweest.

Constantijn Huygens de zoon, in zijn rijtuig op weg van Den Haag naar Leiden, werd aangereden door de karos van den raadsheer van der Goes. Zijne vrouw, naast hem, snauwde hem toe »soo bruy je altijt maar toe«, en met dezen nijdigen trek om de lippen staat zij nu voor ons misschien onverdiend. Want Huygens, zelf geen hoogstaand man, zag de kleine dingen eer dan de groote.

Kee had gelijk. Het was nog vroeg genoeg. 't Zou wel niet vol zijn in de tent. Altijd zoo'n haast.... De »oude" heer De Milde stapt bedaard verder. Zijne drie groote dochters volgen zwijgend dit voorbeeld. Zij schrijden langzaam voort door de breede lindenlaan, die eenmaal aan Constantin Huygens de stof voor een uitvoerig gedicht schonk.

De Ruyter, die thans gedaan had wat Tromp in Wintermaand van 1652 reeds voorgesteld had. Hij was De Theems opgezeild en had bij Chattam de trotsche Engelsche vloot vernield. Een jaar te voren was door de bemoeiingen van Constantijn Huygens een straatweg aangelegd tusschen Den Haag en Scheveningen.

Woord Van De Dag

uitgekregen

Anderen Op Zoek