United States or Aruba ? Vote for the TOP Country of the Week !


In 1160 werd de hoeve of de villa, zoo als zij in de jaarboeken van de abdij van Munster genoemd wordt, door brand vernield. Deze brand mocht veeleer eene weldaad dan een ramp heeten. Niet alleen herrees de villa uit haar puin, maar reeds eene eeuw later had zij zoodanige beteekenis verworven, dat zij tot den rang van stad werd verheven en met een muur omgord.

"Maar misschien is 't een nog grooter verdriet voor hen, als ze me zien, zooals ik nu ben," dacht hij. Terwijl hij daar stond, en niet recht wist, wat hij doen moest, kwam er een rijtuig aan, en hield voor het hek stil. De jongen had bijna een schreeuw van verbazing gegeven, want zij, die uitstapten en de hoeve binnengingen, konden niemand anders zijn dan Asa, 't ganzenhoedstertje en haar vader.

Niet zelden, terwijl hij met mevrouw Verlat sprak, dacht hij aan een meisje, broos als sommige doorzichtige waterbloemen, en nauw in haar smal keurslijfje geprangd. Hij zag achteraan de witte vierkanten van een zonnige hoeve of de veelvervige trilling van een zomerrijken tuin. Niet zelden dacht hij aan zijne moeder of aan het peinzende hoofd van Gezelle.

De wedemmeier is de boer die op de hoeve woont welke tot de wedeme behoort, of die op de wedem zelve woont, zoo deze eene boerehoeve is. De wedemhoeve wordt tegenwoordig in het nederlandsche Friesland ook wel »de pastory-plaats" genoemd. De weeme zelve is hier en daar ook wel eene boerdery, die dan door eenen pachter of meier, de wedemmeier, wordt bemeierd.

Hij had de hoeve geërfd, die zijne ouders hadden bewoond en waarin hij geboren was, en voorspoedige jaren waren zijn deel geweest, totdat de booze dagen kwamen, waarin alle welvaart uit Holland verdwenen was.

"Zij heeft zeker door 't bosch geloopen tot vandaag toe. Ze heeft zeker voor ons willen vluchten en is toen van de rots gestort." Maar als dit het meisje van Nygaard is, wie is dan zij, die uit Ekeby naar buiten gedragen wordt? De stoet uit het bosch ontmoet den stoet uit het huis. De vuren op de hoeve vlammen nog. Het volk kan de twee vrouwen zien en herkent ze.

Hij was er verbaasd over, dat de moeder dit zoo kalm opnam. "Moet u hem nu niet wegsturen?" vroeg hij weer, want hij had altijd gehoord, dat het onmogelijk was een Tater in dienst te hebben. Hij herinnerde zich de wanhoop van zijn vader, toen de Taters er geweest waren, en hij het huis uitgeplunderd had gevonden bij zijn thuiskomst. "Ik dacht, dat deze hoeve al genoeg te lijden had," zei hij.

De boer, die de hoeve bezat, was een van die menschen, die zich niet laten wegjagen. 't Was niet, omdat hij de streek zoo liefhad, dat hij nergens anders zou kunnen aarden, dat hij niet van woonplaats wilde veranderen. Maar hij kon niet verdragen, dat hij gedwongen zou worden te verhuizen; hij wilde liever blijven, waar hij was, en het zand bestrijden.

Ook eenige minuten geleden hebben de bewoners van de hoeve hem op den dijk zien voorbijloopen, vergezeld van zijn vaandrig Joachim. »Laten wij danken," zegt de vader. Allen vouwen de handen en sluiten de oogen, en de vader spreekt overluid een dankgebed uit, dat ernstig en plechtig door de kamer weerklinkt.

"Hier heb ik hem dan, die de ratten wegjaagt," dacht de katuil. "Wat ter wereld kan dat toch zijn." "'t Is geen eekhoorn, en geen jonge kat, en geen wezel," dacht zij verder. "Ik meende, dat een vogel als ik, die zoolang op een oude hoeve heeft gewoond, wel zoowat wist, wat er alzoo in de wereld was. Maar dit gaat mijn verstand te boven."