Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 28 oktober 2025
Nu, die zou de Edele Heer nergens in de buurt zoo goed als bij Griet Kals kunnen drinken. Of lamscoteletten? Er zijn er niet beter! Of een eieromelet bij geval?" snaterde het schel sprekend wijf in één adem door. »Neen, bezorg me maar wat brood met koud vleesch en een kan bier." »Nou, zooals de Edele Heer verkiest. Bij Griet Kals is voor geld en goede woorden van alles te krijgen."
Griet dribbelde op er moile zonder hiele, om toch de boel maar goed in orde te brenge en om het zoo netjes, as ze op heur menier kon, voor te zette. De knecht kwam met 'et jachie en nou wier de boel 'elade. Wel man, 'et zag er maar avvenant oit. "Hè", zai Griet, "ik ben der loof van. Deer is heel wet an te stunnike eer het zoo veer is, maar dat doet er niet toe.
Pijlsnel volgden hare oogen de richting van het water, en daar ontwaarde ze tot hare groote ontzetting de verloren tobbe en daarin haar verloren zoon. Ze stak beide armen in de hoogte en gaf een schreeuw, die haar man deed opspringen en naar buiten snellen. Ook de buren kwamen toeschieten. "Griet, wat doe-je? Wat is er?" vroeg Jan Trom. "O, dáár! Kijk eens, midden in het kanaal!"
Om Kees en de goavel dacht hij niet meer; hij zag Santip. "Wel verduuveld!" zei Dorus. "Watblief?" vroeg demoeder. "Niks," zei Dorus, trok 't venster weer toe, en kort daarna kwam Griet met een welgevulden boezelaar binnen.
Toen trok hij hem voort naar huis, en riep tegen zijne vrouw: "Griet, 't is toch een bijzonder kind, dat is-ie." Dik werd uitgekleed en te bed gelegd. Dik werd met den dag ouder, dikker en ondeugender.
Grootvader Trom had nog geen woord gesproken, maar eindelijk ging hij naar zijn vrouw, en driftig aan zijn bakkebaardjes plukkende, zei hij op gewichtigen toon: "Griet, 't is een bizonder kind, ik zeg een bizonder kind, en dat is-ie!" "Ik geloof het ook," zei Dik lachend. "Zoo dun, en dan dat geschreeuw. 't Is wél bizonder!"
»Enfin, je weet nou Griet, dat we wat in 't zicht hebben," begon de ander weer. »Vul dus maar gauw de kannen, wijf! Dan kunnen we op den goeden uitslag drinken. Ik zal ondertusschen een nieuwen vuursteen op mijn geweer schroeven, want de oude draak zal zijn schijven wel niet zoo gemakkelijk uit zijn klauwen laten gaan." »Hoe ver is het hier vandaan, Martensz?" »Wel, een klein half uur geloof ik."
"Zie zoo!" zei ze, "nu kan de stumperd onderweg ten minste nog een beetje uitrusten. Hij heeft maar een korten nacht gehad en hij is toch al niet sterk." "Zijn kracht is van den Heere, vrouw!" antwoordde Klaas, "maar 't is dikwijls een wonder, hoe hij het uithoudt." "Ja," hernam Griet, "er rust kennelijk zegen op zijn werk.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek