Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 4 juni 2025


Hooge rotsen sluiten er een bijna cirkelvormige bocht in, aan welker ingang zich een zoo goed als onafgebroken koraalrif heeft gevormd, zoodat de golven worden gebroken en in een lichte rimpeling over het kalme water van de baai strijken, om als liefkoozend aan het strand te vervloeien. Overal is bosch, waar des avonds de koele landwind doorheen golft.

Het staal, eens door haar lach gewet, Heeft ook, in spijt van Mahomet, Iconiums Sultan neergehouwen, Verweduwd meer dan vijftig vrouwen; Van 't goudgeel haar geen enkel, neen! Hoe 't golft, in weeldrigen overvloed, Om 't zilver van haar boezem heen, Waarvoor geen heiden heeft gebloed. Gegroet, o Schoone!

Ter weerszijden zien wij nu eens uitgestrekte bouwlanden, waarop de voortreffelijke Zeeuwsche tarwe golft, dan weer heldergroen vlas, sierlijk gepluimde gerst, frissche suikerpeeën of welige weilanden, waarop het vee rustig graast in de schaduw der bloeiende, hooge meidoornstruiken. Houtgewas wordt niet gemist en de groote bouwhoeven liggen soms als in een bosch verscholen.

Zoo'n waterplas heeft 't maar goed, die golft maar en weerspiegelt de wolken, is aldoor anders en blijft toch gelijk. Heeft nergens last van. Al dien tijd stond Bavink schrap in den wind op z'n stok geleund en knikte Japi maar toe. Dat is zoo mal nog niet, dacht i. En droogjes weg vroeg i, of Japi ook door ging naar Veere.

Wij reiken haar de hand en groeten haar naar indiaansche wijze. Zij zijn nog jong en zien er niet onaardig uit; het prachtige zwarte hair golft vrij langs nek en schouders. Zij slaan onmiddellijk den weg naar het dorp in; eenige oogenblikken daarna begeven wij ons ook derwaarts. Het pad loopt door eene savane, met granietblokken bezaaid.

Toen heeft des zwervers geest een droom ontsteld „O, blonde als ’t graan o, zachte koren-bloesem! Straks heeft wellicht ook ú een zicht geveld....” In ’t korenveld, dat reeds begint te gelen, Prijkt, vol en rijp, één enk’le korenair. De gouden kuif rijst boven heel de schaar’, Die golft op lage en even-groene stelen.

Het was de eerste Mei, de feestdag van den Koning der Franschen; het garnizoen maakte zich gereed om parade te gaan houden en uit de ramen der publieke gebouwen en van enkele huizen staken vlaggen uit, of liever vuile lappen, met dien naam bestempeld, en machtig verschillende met het sierlijke dundoek, dat bij dergelijke gelegenheden zoo statig over onze straten golft.

Neen, liever dan dien opgedirkten Kaffer zie ik dan toch dien man daar achter hem, gekleed in het kunsteloos gewaad der woestijn, in den wijden, witten mantel, die los over zijn schouders golft, en het hoofd omhuld met den witten doek.

Hij is zoo lam in de beenen alsof hij drie dagen en nachten aan den rol is geweest, en terwijl zijn hoofd begint te gloeien is het hem alsof een vuurgloed door zijn aderen stroomt.... alsof de raamkozijnen en behangselstrepen slangen worden, en het plafond golft en hem tusschen het insgelijks golvend tapijt te smoren dreigt. Kartenglimp moet zich aan de tafel vasthouden.

Niet soms een geheel vlekkeloozen levenswandel? Wat het purper van mijn onderkleed? Niet soms de vurigste liefde tot God? Wat verder het opperkleed, dat met zijn ruime plooien zoo wijd golft, dat het zelfs het geheele muildier van den Hoogeerwaardigen heer omvat, hoewel het alleen groot genoeg is om zelfs een kameel te bedekken?

Woord Van De Dag

muggenbeten

Anderen Op Zoek