Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 23 juni 2025
En met ketelmuziek kwamen zij op: twee mannen, drie meisjes, vier jongens, een beer.... Aan de drie zijden van het pleintje voor de herberg waren nu de vlammende, walmende toortsen geplant en de harstriekende gloor weifelde fantastiesch door de nacht, die geheel gevallen was.
Een matte gloor vloog even tegen de deuren van het koetshuis en wiegelde weêr weg, toen de tot een reus aangegroeide schaduw van den tuinbaas er voorbij duisterde; maar weêr kwam het licht op den dikken boomstam bij het zandhok, het gleed om den gladden beuk henen, die een schilferig uitzicht kreeg in het vage schijnsel, toen zonk de boom weêr achter hen weg tot een stuk van den nacht.
En Ysabele, de handekens uitgespreid, trad nader, terwijl Gawein haar naderen zag als een wonder. In den gelen gloor van de luchters der knapen was zij immer als uitglanzende in een stralenkrans, zoo wit en goudblond als een engel, hemelsche schijning in de sombere, gewulfde zaal en Gawein, betooverd, wachtte af.
Maar deze hielden hunne ruggen, in dien éenen mantel, gekeerd naar de meiden, terwijl hunne oogen schalks de taveerne in keken. In de schaduw van den mantel over hunne hoofden gluurden schuin, ondeugend, hunne vier donkere, lang gespleten kijkers den smook en walm der volle zaal zoekende binnen. Blank, jong, frisch, in den gloor van hun stouten glimlach van bedorven-jongens.
In de verte was het een oogenblik als verbreedde zich de lichtwolk, als kwam de glanzende nevel opvliegen tegen de lucht met een heir van glinsterende pijltjes, maar toen viel hij weêr terug tot zijn gloor van dwaallicht dat boven een poel zweeft, bleek lichtend in het duister. «Nou, nacht baas, groeten aan de vrouw, hoor." «Wel te rusten," zei van D..., ze allen een hand gevend.
De beide jongens slopen het Septizonium om. De maan rees; door het vochte, zilveren spinnerag, dat geheel de lucht doorweefde, zeefde de vage gloor.... En zij gluurden om.... Ja, het was Colosseros en het was Fabulla.... Zij liepen tegen elkaâr, de kussen klonken.... Hoè!!! deden de beide jongens plotseling schrikken het paar. Fabulla gilde, Colosseros vloekte.
»O ja", zeide het meisje »ik ken het nog": Waar zonder hoop de verlatene smacht, Scheemre uw gloor. Waar, na troostlooze afscheidsklacht, Blij hereenen de minnenden wacht.... Een snik belette haar voort te gaan; hare oogen schoten vol; in hare handen verborg zij haar gelaat.
Het maanlicht lag lijk sneeuw tusschen de links en rechts donker- opbonkende gevels. De huizen in de schaduwkanten vlokten bijeen tot groote gevaarten, vreemde silhoutten van burgten en cathedralen, op den gloor van den hemel.
O, gezegend de vrienden, die eens in den gloor Van uw rijzenden roem zullen leven: Maar de dierbaarste zegen, dien God mij beschoor, Is het voorrecht voor u dus te sneven! 't Is 't laatste der roosjens, Dat bloeiend bleef staan: Heur lieflijke zustren Zijn lang reeds vergaan. Geen bloem van heur maagschap, Geen knopje' onder 't mosch, Herhaalt meer heur zuchtjens, Weêrkaatst meer heur blos. Neen!
De lanteernen flikkeren nog slechts zwak; de ochtendschemering breekt aan, de wind wordt frisscher, de baren werpen heur schuim over 't dek van de schepen, een felle regen valt, doch eindigt weldra, de zon verrijst in volle gloor en verguldt de toppen der golven: dat is uw glimlach, Nele, frisch als het krieken van den morgen, zacht als de straal van de rijzende zon.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek