Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 25 juni 2025
«Wel te rusten," zei ieder terug. Links stapte het donkere figuurtje den straatweg af, en de andere twee gingen met den tuinbaas, achter de lantaren aan, de plaats weêr in.
Bosschen omgaven het vroegere landgoed. De tuinbaas met zijn talrijk gezin, bestaande uit vrouw en elf kinderen, bewoonde een schamel huisje vlak bij het hotel. Het was een vroom katholiek gezin, waarin vrede en opgewektheid heerschten; een kolfje naar mijn hand. De kinderen kregen een goede opvoeding. Ik voelde me dadelijk bijzonder tot de kleuters aangetrokken.
Hou u daar van daan: ik heb u niet noodig; zeg alleen aan den Tuinbaas, dat ik met een meisje kom, dan weet hy genoeg. Hy moet my niet kennen voor 't nodig is; en dan zal ik hem dat wel beduiden.
In den regel was het niet de heer, de eigenaar van zulk een landgoed, die den naam daarvan als geslachtsnaam aannam, maar de rentmeester of de tuinbaas of een pachter, als zy er jaren lang gewoond hadden, en als 't ware met zulk een landgoed vereenzelvigd waren geworden. Men kent zulke nieuerwetsche burgnamen wel aan hunnen soms gewrongenen, ook burgerliken form; b. v.
Hij had zich den ongelukkigsten man der wereld genoemd, omdat zijn tuinbaas hem geen doperwtjes kon leveren, en hij droeg met gelatenheid een verlies van veertig duizend gulden. Hoe verkeerd, dacht ik, zijn de oordeelvellingen der menschen bij een slechts oppervlakkige kennis!
Hij heeft al de vreugde gemist, die de buitenman gesmaakt heeft, toen zijn eerste kip begon te leggen en zijn eerste sneeuwklokje bloeide op den naakten en harden grond. Hij heeft de ganzen niet zien vertrekken, en de spreeuwen en de kieviten niet zien aankomen, noch ook, drie dagen voordat de wind zuiëlijkte, van zijn weerwijzen tuinbaas of grijzen pachter gehoord dat de wind zuiëlijken zou.
Een houten harkje strekt zich over 't groene laken uit en de vijffrankstukken, de gouden "louis", de ritselende bankbriefjes worden bij elkaar gescharreld: de beweging van een netten tuinbaas, die goed zijn paden onderhoudt.
't Was de tuinbaas eener een uur ver afgelegene buitenplaats. «Hoe later op den dag hoe schooner volk," zei hij. «Net zoo," meende de knecht. «De baas komt de nachtcactus kijken," antwoordde de baas. «Ga zitten, van D....." hij vervolgde naar zijn hoekje schuivend: «heb je geen sigaar voor den baas, vrouw?" De twee mannen raakten aan 't praten.
«Jan, zou je voor je weggaat, daar niet nog wat gieten?" hoorde hij den tuinbaas zeggen, «we zullen van nacht nog geen regen krijgen." «Ja, baas." «Zoo, ben je daar?" zei hij tot zijn gast die hem te gemoet loopen kwam. De knecht was bezig gieters met water te vullen aan het houten pompje naast de schuur.
«Wil je wel gelooven dat alles te vroeg rijp wordt, klein blijft, dat alles snakt naar water;" zoo stoorde hem plotseling de stem van den tuinbaas. Hij kwam uit den moestuin en het witte schort puilde voor zijn buik, volgepropt met pasgeplukte jonge erwten.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek