United States or Åland ? Vote for the TOP Country of the Week !


Als de eerste boom was afgespeeld, haalde Doka de pulle uit en schonk voor elk een goeden druppel; Ghielen liet den zijne nog eens volschenken omdat hij gewonnen had; ze herbegonnen een nieuw spel en dan nog een; ze knuffelden en keken bedenkelijk op hunne kaarten en deden gezapig voort tot ze tusschen de slagen, den donkere zagen in huis vallen en gewaar werden dat de dag op zijn einde draaide.

Het reutelde en steenpiepte uit hunne verstopte, oude asempijpen dat hun mager ribbenkot erbij schudde en dreigde uiteen te splijten. Door zijne betraande oogen keek Ghielen verweerd in de duisternis, veegde 't kwijl van zijnen mond en kroop dan uit het bed om ontdaan te zijn van die kwelspoken.

In zijnen droom liep de boer een tijd vooruit: den langen winter beulden zij elken nacht wakend zonder uitkomst met vrees voor dien betooverden stal, daarin de koe staan bleef als een steenen wanbeeld, met dat levenloos kalf dat ze niet ontbinden wilde, in haar lijf. Overal zocht Ghielen naar middelen om van dien kwaden last ontdaan te geraken, hoe 't beest kwijt en uit den stal gesleept.

Ghielen trok eerst nog naar den stal, hief in eene kwaadheid de koe haren steert op, dan kreeg hij goest om het domme beest te schoppen en zijn voornemen stond nu voorgoed vast. Hij zette goedmoedig aan, blij omdat 't Zondag was en omdat hij op 't goed gedacht gekomen was die koe te verzetten.

De hond liep over de sneeuw naar zijn kot, anders en zag of en hoorde zij niets, ze moest eindelijk wel weer in huis komen. En met die brandende keers zag 't er nu zoo akelig uit als in eene sterf kamer. Daar was toch nog niets gebeurd, en Ghielen kon alle stonden t'huis komen. En moest hij die keer se zien hij zou wel vragen wie er zot of simpel werd.

Ze heeft het hier warm, meende Vinie. Ja ze staat er goed en er kan geen windeken in den stal als de luchtgaten toegestopt zijn. Maar Vinie wilde de koe buiten in den helderen dag zien. Ghielen moest ze ontbinden en buiten brengen. Ze waagde zwaar heur eendlijk lijf voorwaards en stond daar wijd op de pooten met groote trekken snuivend de versche lucht door haren natten neus.

En Vinie, de koeiplote, begon Ghielen. Ka den noen komt hij zien naar onze koe. Hoeveel zouden w'er voor vragen, Doka? Wat ge wilt, wat weet ik van de beesten? maar eene schoone koe is 't! en een kostelijke; als hij maar niet merkt dat z'al een maand óver is. We zullen hooren hoe hij zingt, besloot Ghielen. Het gerei ruimde zij van de tafel en ze lazen beiden een dankgebed.

Ze zal wel betooverd zijn, dacht Ghielen, en hij zocht toveral naar redens: of er iemand in den stal was gekomen die een kwade hand kon leggen. Daarom hadden zij in 't stille, gewijde palm boven de deur gestoken en een Antonius-koek in 't sliet gehangen, wasdruppels van gewijde keers in de koe heur drinken laten leken en dan met nieuwe hoop gewacht in gelatene berusting.

Hij is gefopt, de slimmerik en ziet er niets aan en hij zal onze koe komen halen! Hij viel op eenen stoel om uit te hoesten en Doka ook grijnsmonkelde welgezind. O, 't is eene schoone koe, zei hij, ze bevalt hem ... ze moet binnen de naaste mane kalven! loech Ghielen. Zal hij terugkeeren? Maar zeker zal hij, zoo zeker als Evangelie.

Doka keek onwillens naar 't venster en als ze de groote sneeuwbrokken gruisdikke zag toevallen tegen 't glas, dan ijsde zij en krijzelde bij 't gedacht: moet het zóó voortduren, ze hier kon insneeuwen en versmachten zonder van een levende ziel hulpe of bijstand te zullen krijgen. Ghielen die daar in rondkrasselde, wekte nu opeens heur groot medelijden.