United States or Sint Maarten ? Vote for the TOP Country of the Week !


Maar wat sierselen noch schoonheid van gelaatstrekken konden verleenen, dat was die eigenaardige uitdrukking van houding en blik, die Siddha ook terstond in Gaurapada, den kluizenaar, had getroffen, maar hem nu bij dezen nog veel meer in 't oog viel, en die nagenoeg uitsluitend den heerscher, niet ligt een onderdaan eigen kon zijn.

Heb ik 't u niet gezegd? vroeg Koelloeka aan Siddha, op den tijger wijzend, en begrijpt gij nu waarom gij zoo straks een dwazen streek begingt? Vergeving, eerwaarde heer! vergeving! sprak Siddha, met omhoog geheven handen tot Gaurapada, terstond begrijpend, dat hij straks jagt had gemaakt op den tijger van den kluizenaar, ik wist inderdaad niet ....

Nauwkeurig herinner ik mij dat niet meer; maar ik geloof wel dat wij er iets van meldden. Bedenkelijk! mompelde Siddha in zichzelf, inderdaad nog al bedenkelijk! De priester heeft natuurlijk door zijn handlanger omtrent onze reis vernomen wat hij weten wilde om mij te overbluffen, maar schijnt tevens tot eenig vermoeden omtrent Gaurapada te zijn gekomen.

Met den dienaar wiesch en verbond Gaurapada hem zoo goed mogelijk den vreeselijk ontvleeschden rug, waarin de klauw van den tijger diep was doorgedrongen, en toen, na hem te drinken te hebben gegeven en ziende dat hij zich een weinig begon te herstellen, vroeg hij verder: Maar nog eens dan. Wat of wie dreef u tot die daad?

Maar hoe vast hij de nog krachtige vuisten er om heen zocht te klemmen, toch gleed het hem door de vingers en scheen hem te ontsnappen .... Daar klonk plotseling in de stilte van den nacht een rauwe kreet, beantwoord door een dof gebrul, en in zijn onmiddelijke nabijheid zag Gaurapada een paar vurige, heen en weder rollende ballen glinsteren.... Nog een kort oogenblik en het weerlicht deed hem terstond Hara, zijn tijger, herkennen, die, met den geweldigen klauw op een donker menschelijk ligchaam, vlak vóór hem lag uitgestrekt.

Lang nog bleven de beide mannen in gesprek en toen eindelijk de reiziger weer te paard zou stijgen, drukte hij met warmte zijn waardigen gastheer de hand, en sprak met bewogen stem, maar weer verhelderd gelaat: Ik dank u, Gaurapada! voor de wijze en mannelijke taal, die gij tot mij hebt gesproken.

Een zacht, schoon bedwongen gekreun riep hem bij den gewonde terug, nadat zijn dienaar zich verwijderd had. Heer! sprak fluisterend gene, ik heb nog maar enkele oogenblikken te leven.... Maar verleen mij nog ééne gunst na de vele, die ik van u genoot!... Zeg mij, dat gij mij vergeeft! Ik vergeef u, arme man! antwoordde Gaurapada; ik weet het nu, dat gij een werktuig waart en niets anders.