Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 13 juni 2025
Allereerst vroeg de heer Fridriksson mijn oom naar de uitkomsten zijner nasporingen in de bibliotheek. "Uwe bibliotheek," riep de laatste, "bestaat slechts uit geschonden boeken op bijna ledige planken!"
"Sneffels," hernam de uitmuntende heer Fridriksson. Dit gedeelte van het gesprek was in het latijn gevoerd; ik had alles verstaan en kon mij moeielijk goed houden, toen ik zag, hoe mijn oom zijne aan alles zichtbare tevredenheid bedwong; hij zette een onschuldig gezicht, dat wel op het grijnzen van een ouden duivel geleek.
"Ja! alles wordt duidelijk, alles staat in verband, alles is opgehelderd, en nu begrijp ik, waarom Saknussemm, op den index geplaatst en gedwongen om de ontdekkingen van zijn vernuft te verbergen, onder een onverstaanbaar geheimschrift het geheim...." "Welk geheim?" vraagde de heer Fridriksson driftig. "Een geheim, dat ... waarvan...." antwoordde mijn oom aarzelend.
Ik voor mij uitte in mijn sierlijkst latijn een hartelijken groet; daarop zetten wij ons in den zadel, en de heer Fridriksson riep mij tot laatste afscheid dezen dichtregel toe, dien Virgilius voor ons, met den weg onbekende reizigers, scheen geschreven te hebben: Et quacumque viam dederit fortuna sequamur, d.i. Laat ons den weg volgen, waarheen de fortuin ons zal leiden. Aanvang van den tocht.
"Wat!" riep de heer Fridriksson, "wij bezitten acht duizend deelen, waaronder vele kostbaar en zeldzaam zijn, werken in de oude Scandinavische taal, en al het nieuws, waarvan Kopenhagen ons jaarlijks voorziet." "Waar zitten die acht duizend deelen dan? Ik...." "O, mijnheer Lidenbrock! zij gaan het gansche land door; men heeft smaak voor de studie op ons oud bevrozen eiland!
Toen ik na eene fiksche wandeling weder naar het huis van den heer Fridriksson ging, vond ik er mijn oom reeds in gezelschap van zijn gastheer. Leeslust der IJslanders. Letterkunde der IJslanders. De Sneffels. Over zee of land? Het middagmaal was gereed; het werd gulzig verslonden door professor Lidenbrock, wiens maag door het gedwongen vasten aan boord in een bodemloozen afgrond was veranderd.
Het gesprek werd in de landtaal gevoerd, welke mijn oom met duitsch en de heer Fridriksson met latijn vermengden, opdat ik het zou kunnen volgen. Het liep over wetenschappelijke onderwerpen, zooals dat aan geleerden past; maar professor Lidenbrock was uiterst behoedzaam, en zijne oogen bevalen mij bij iederen volzin een volstrekt stilzwijgen aan betreffende onze toekomstige plannen.
Ik kleedde mij haastig en ging op straat. Daar bracht Hans het overschot onzer bagage op den wagen, zonder zich om zoo te zeggen te bewegen. Toch werkte hij met eene ongewone behendigheid. Mijn oom maakte veel drukte maar voerde niets uit, en de gids scheen zich weinig om zijne aanbevelingen te bekommeren. Alles was te zes uur afgeloopen. De heer Fridriksson drukte ons de hand.
"Hebt gij misschien het een of ander bijzonder document?" hernam onze gastheer. "Neen ... Het was slechts eene veronderstelling." "Goed," hernam de heer Fridriksson, die de vriendelijkheid had er niet verder op aan te dringen, toen hij de verwarring van zijn gast zag. "Ik hoop," voegde hij er bij, "dat gij ons eiland niet zult verlaten, voor gij uit zijn delfstoffelijken rijkdom geput hebt?"
"O, neen! o neen!" antwoordde mijn oom driftig; "wij willen niemand lastig vallen, mijnheer Fridriksson! ik bedank u hartelijk. De tegenwoordigheid van een geleerde zoo als gij zou zeer nuttig geweest zijn, maar de plichten van uw ambt...." Ik vertrouw, dat onze gastheer in de onschuld zijner ijslandsche ziel de grove spotternij mijns ooms niet begreep.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek