Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 28 mei 2025
Maar 't was Eduard, in rok, 'n verwelkte bloem nog in z'n knoopsgat. "O, jij! Hoe kom-jij hier?" En in aardige verwarring streek ze door haar krullig haar heen. "Ik kom van de promotie-fuif van Heerling... en regelrecht naar je toe, om te laten zien, hoe frisch ik na zoo'n feestnacht nog wel ben." "Hoe lief van je, Eddy. Ik ben zoo blij, dat je dit zegt.
Ze bepeinsde, hoe akelig 't was, als je maar oppervlakkig van elkaar hield, als er dan één ziek werd; hoe vervelend je dat moest vinden;.... en ze keek uit naar Han over den stillen weg. Als Eddy ziek werd, zou ze natuurlijk nog meer van 'm houden, maar voor anderen was zoo iets een drukkende last;.... nu was 't al half acht; Han zou toch niet uit de stad zijn?
"Eddy, Eddy," hoorde ze roepen, en ze stelde zich voor z'n fijn, stralend gezicht, en de hartelijke vroolijkheid hem ter eere. Hoe dol graag zou ze toch 's zoo'n jongens-fuif meemaken; zoo 's echt meegenieten in onbezorgde joligheid. En bij deze zou ze wel 't liefst van alle zijn geweest. Droomerig ging ze langs z'n huis, op 't maan-witte Rapenburg; de ramen stonden open, de kamer was leeg.
"Ach, dat doet natuurlijk ieder wezenlijk geloof." Maar Go luisterde niet. 't Was net, of er iets prettigs gebeuren ging, iets met Eddy, zoo opgeleefd was ze opeens, door dat gesprekje, door 't vooruitzicht van de lezing: misschien zou hij er ook zijn, ofschoon sociaal-democratie 't was niets voor hem; misschien zou er gauw 'n brief komen, of hij d
Go en Frieda liepen voor, de punten van het tafellaken over den schouder, stil, met gebogen hoofd; achteraan Eddy en Wim, blootshoofds met ernstige oogen; en Hans dreunde tusschen de tanden de treurmarsch van Chopin.
Háár vrienden had ze altijd geheel als zichzelf vertrouwd, en toen Eddy dien middag in het laantje had gezegd: "Ja, zoo zijn we, wij, studenten; zoo zijn we haast allemaal", had ze wél de pijn gevoeld, dat hij ook wel 's iets kwaads gedaan zou hebben, 's lief gedaan tegen 'n meisje; maar nú toch zeker nooit meer, nu hij háár kende.
Maar toen 's avonds het brallende gezang uit de smalle straat opsteeg, dat in woestheid en gillen aangroeide, naarmate 't later werd, had Go, alleen in de kleine kamer, toch bezorgd het hoofd tegen 't venster geleund, en starend in de duisternis met wijde oogen, vol onrust aan de jongens, aan Eddy gedacht.
Go hield hem, verlegen en trotsch, tegen zich aan. "Híj kent me nog; hij is me nog niet vergeten," zei ze glimlachend tegen Eddy, met zacht verwijt. "Hij lijdt niet aan "stemmingen"," verweerde hij zich, "ik was niet ín 'n stemming jou te zien; had je de volgende week willen komen opzoeken om afscheid te nemen." "Ga-je dan weg?"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek