Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 26 juli 2025


DROMIO VAN SYRACUSE. Een schip, waarop ik plaats voor u zou nemen. ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Gij dronken slaaf, gij, moest een touw mij halen; En 'k zeide u ook waarom en tot wat einde. DROMIO VAN EPHESUS. Een touw, heer? dan toch met een schip aan 't eind? Gij zondt mij naar de haven, om een schip. ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Ik doe die zaak wel nader met u af, En leer uw ooren beter acht te geven.

DROMIO VAN SYRACUSE. Dan wil ik het zoo versterken: de Tijd zelf is kaal en zal dus tot het eind der wereld kale volgelingen hebben. ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Ik dacht al wel, dat het op een kaal besluit zou uitloopen. Maar stil! wie wenkt ons daar? ADRIANA. Antipholus, ja blik maar vreemd en koud; Een ander liefje ziet gij teeder aan; Ik ben niet Adriana, niet uw vrouw.

DROMIO VAN SYRACUSE. Hoe onnoozeler iemand is, des te eer zorgt hij het kwijt te raken; maar hij verliest het met een soort van genot. ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Om welke reden? DROMIO VAN SYRACUSE. Om twee redenen, en wel zeer gezonde. ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Neen, gezonde juist niet. DROMIO VAN SYRACUSE. Nu, zekere redenen dan.

HERTOG. Treed dan ter zijde; ik weet niet, wien ik zie. 364 ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Ja, ik, doorluchte vorst, kwam van Corinthe. DROMIO VAN EPHESUS. En ik met hem. ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Hierheen gebracht door hertog Menaphron, Den hoogberoemden krijgsheld, uwen oom. ADRIANA. Wie van u beiden at vandaag bij mij? ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Ik, eed'le vrouw. ADRIANA. En gij zijt niet mijn man?

DROMIO VAN SYRACUSE. Liep ergens ooit een man zoo ongerijmd als ik er in? In geen van deze twee daaroms is rijm noch slot noch zin. Toch, heer, dank ik u. ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Zoo, dankt ge mij? waarvoor? DROMIO VAN SYRACUSE. Wel, meester, voor dat iets, dat gij mij gaaft voor niets. ANTIPHOLUS VAN SYRACUSE. Ik zal het de volgende maal weer goed maken en u eens niets voor iets geven.

ADRIANA. Spreek, man, 'k begrijp u niet. DROMIO VAN SYRACUSE. En ik begrijp alleen, dat hem een rakker greep. ADRIANA. Gegrepen? spreek! wie heeft hem dan verklaagd? DROMIO VAN SYRACUSE. 'k Weet niet, op welke klacht hij in hecht'nis is gebracht, Maar die het deed, was in een buffelleêren dracht. Wilt gij het losgeld sturen, de goudbeurs uit zijn kist? ADRIANA. Ga 't halen, zuster.

In het kort, deze schommel of heks maakte aanspraak op mij, noemde mij Dromio, bezwoer mij, dat ik met haar getrouwd was, vertelde mij, welke verborgen teekens ik aan mijn lijf had, zooals de vlek op mijn schouder, het moedermaal in mijn nek, de groote wrat op mijn linkerarm, zoodat ik, vol ontzetting, voor haar op den loop ging als voor een heks.

Nu, man, gij hebt toch wat gij halen moest? DROMIO VAN EPHESUS. Zie maar, genoeg om allen te betalen. ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Maar waar is 't geld? DROMIO VAN EPHESUS. Wel, heer 'k heb met het geld het touw betaald. ANTIPHOLUS VAN EPHESUS. Vijfhonderd stuks dukaten voor een touw? DROMIO VAN EPHESUS. Neen, heer, dan bracht ik wel vijfhonderd touwen.

Woord Van De Dag

soepe

Anderen Op Zoek