Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 8 juni 2025
Dit zeggende gaat zij naar hare commode, haalt eene schoone ochtendmuts uit de lade en wil nu de kamer uitgaan, zonder mijnheer Droi aan te zien; nu ziet zij echter haar kostbaar onderbed uit het ledekant hangen, half op den grond; dat gaat haar nu toch al te zeer aan 't harte, en zij wil het opbeuren; doch vat het ongelukkig juist aan op de natte plek, waar het water ingeloopen was; zij werpt het mijnheer Droi naar 't hoofd, zeggende: "Foei!
Mijnheer Droi zat op het voeteneinde van het bed, en onder zijne beeremuts keek een gezicht uit, waarop niets anders te lezen stond dan jammer en ellende. Wat zag het er in haar lief kamertje uit!
Mijnheer Droi haspelt onder de gordijnen van het ledekant uit, zegt de beeremuts op het hoofd, gaat rechtop staan, slaat zijne hand aan de muts en zegt: "Bonsoir, mon colonel!"
"Nu, mijnheer Droi, ga dan mede, dan willen wij naar boven gaan en zien wat daar aan de hand is; maar, neem wat van uw gereedschap om te hakken en te steken mee, en als gij ziet dat hij mij wil aanvallen, sta mij dan bij.
Wat hem betrof, hij wist verder niets, dan dat die kerel als een roover bij hem gekomen was, en zich als een zwijn had gedragen, en dat zijne lieden en de horlogemaker Droi hem gezegd hadden, dat de Gielowsche molenaar hem op zijn wagen meêgenomen had; want gezien had hij hem niet. De overste vroeg nu, hoe toch de horlogemaker Droi in Fransche uniform kwam.
De vrouw van den baljuw ging in het raadhuis, doch zij zou niet ver komen, want op de gang werd zij door mamsel Westphalen en de beide dienstmeiden aangehouden; en eer zij het zelve wist, stond zij midden in het kluwen van de moordenaars en doodslagers, bij den bakker Witt, en Droi, en den molenaar Voss; en ieder vertelde haar zijne zaak, en om dit kluwen wonden zich nu nog de vrouw en de kinderen van mijnheer Droi, met beden en tranen, en juffrouw Stahl hield mamsel Westphalen van achteren aan haar japon vast, en stelde zich aan, alsof die goede ziel in 't water wou springen, en zij haar voor zelfmoord moest bewaren.
Daarna keert zij zich om naar het gezelschap, en zegt: "Dáár kunnen zij liggen, en als het spook in de blauwe kamer een christelijk spook is, dan zullen zij juist niet veel rust vinden in dezen nacht, en dat gun ik hun, want, mijnheer Droi," gaat zij voort, "hiernaast in de kamer spookt het; gelooft gij ook aan spoken?"
Dat komt van die kinderen, dat zeg ik." En op een' grooten korenwagen zaten de bakker Witt en zijne dochter, en Luth en Fiek Besserdich en Frits Sahlmann, en mijnheer Droi, en van achteren in den wagen lag een hoop armen en beenen: dat waren de kleine Fransche kindertjes van mijnheer Droi. Mijn vader en de overste reden te paard. "Maar, waar blijft de raadsheer?" vroeg de overste.
Kunnen wij 't helpen, dat hij leeft als een onchristen? Laat dat huilen: wij hebben een goed geweten! Maar, mijnheer Droi, 't is een zwaar stuk voor mij, om hier te zitten als eene eenzame persoon en aan te hooren, hoe de stormwind om het slot heenloeit, de regen tegen de vensters aanslaat, de uilen schreeuwen en de tochtwind door de gang huilt, alsof de geesten losgelaten waren.
Zij keerde zich in drift om en zeide: "Foei, mijnheer Droi; die zich op zijn' ouden dag met slechtigheden inlaat, om gemakkelijk te rusten, die krijgt een hard kussen onder 't geweten. En, schaam u, mijnheer Droi! Welk fatsoenlijk manspersoon zet eerst zijne muts op en bekleedt dan pas zijne beenen!"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek