Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 8 juni 2025
Waarom laat gij mijnheer Droi niet rustig in mijne kamer slapen? 't Is hier een christelijk huis en een stil huis, en zoo'n beweging zijn we hier niet gewend." En zij voegt er half overluid, in zich zelve, bij: "Eén van dat kanaljepak zal mij toch wel verstaan."
Zoo sprak zij en zette den heer Droi een mooie, gebraden eend en eene flesch wijn voor, maar van de beste soort van mijnheer den baljuw, en zij maakte eene dienaresse, als van iemand die in 't water onderduikt, en zeide ook: "Plait-il?"
Mijnheer Droi werd dus tusschen een paar soldaten in genomen, want het wemelde en krioelde middelerwijl al van allerlei Fransch volk op het slotplein, en werd naar het raadhuis getransporteerd.
Mijnheer Droi komt nu weder binnen; kleedt zich uit, legt "la grande nation" vóór het bed, op den stoel, snuit het licht uit en legt zich neder; hij rekt zich in dat schoone zachte bed lang uit, en zegt: "Ah! c'est bon!"
Hoor nu maar eens, wat is 't weer boos weder! Mijnheer Droi, gij zijt zeker in 't geheel niet bang!" "Eh, non!" zegt mijnheer Droi, maar hij zit stil en luistert naar het weder en zegt eindelijk: "Attendez, du tonnerre!" "Wat meent gij?" vraagt mamsel Westphalen.
Frits vertelt nu met de grootste deftigheid de geschiedenis van gisteren, en hoe mijnheer Droi in de kamer van mamsel Westphalen geslapen en alles kort en klein geslagen had; en hoe hij zelf de pijpen van mijnheer de baljuw stuk had gesmeten, maar, dat kon hij niet helpen, daar had Fieken schuld aan, en hoe de overste mijnheer den baljuw had willen doodsteken, en hoe mamsel Westphalen in de keuken zat, als een toonbeeld van ellende en smart; doch van den ijsklomp zeide hij niets.
Hij grijpt dus eene van zijne schoenen op en gooit dien naar de deur toe; bons! vliegt de schoen tegen de deur aan, en 't is een geraas op de gang, alsof het onweder was ingeslagen. De Franschen in de andere kamer beginnen zich te bewegen en praten met elkaar. Doch weldra is het daar weder stil; maar trap trap trap gaat het weer, dicht bij het bed van mijnheer Droi.
Op de markt werden de piekeniers in gelederen en kompagniën ingedeeld; mijnheer Droi en Frederik van den molenaar zouden de zaak besturen, daar zij alleen iets daarvan verstonden; maar de burgers wilden hun niet gehoorzamen, omdat de één een Franschman was en de ander een knecht.
"Ja wel," zegt mamsel Westphalen, "zeker zijn ze goed. Meent gij, dat mijnheer de baljuw u valsch geld zou geven?" "Ah! 't niks valsch geld! Ik meenen hem lui-même," zegt mijnheer Droi en wijst met zijn vinger naar boven. "O, zoo! gij meent mijnheer den baljuw! Ja, wel is hij bon, maar, hoe ouder hij wordt, des te wonderlijker wordt hij, want hij maakt den nacht tot den dag, mijnheer Droi.
Mijn vader was al dien tijd stil en in zich zelven gekeerd op en neêr gegaan; 't moest inwendig niet rustig bij hem wezen, want telkens stond hij stil en greep zich in het haar, als hij het schreien van de vrouwen hoorde; eenmaal ging hij naar mijnheer Droi en zeide, dat hij niet bang moest zijn, want dat het er voor hem niet zoo erg uitzag. Mijnheer Droi knikte met het hoofd en zeide: "bon!"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek