Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 mei 2025
Vervolgens de terugsprong van het geplette weerstands-vermogen: de wrok, de toorn, de lust tot verzet, de dorst naar vergelding. Eindelijk het ergste van alles: het cynisme het zelfbedrog. Justus Eykendaal's gemoedsstemming verkeerde in de derde van die drie stadiën, terwijl hij het dorp den rug toewendde en snel den weg stadwaarts insloeg. Waar wilde hij heen? Wat ging hij doen?
Daar aan den Nijl maakten de mamelukken, die gillend en krijschend in dichte zwermen kwamen opzetten, voor de eerste maal kennis met een infanterie, die, in een carré geschaard, met ijzeren koelbloedigheid eerst geweersalvo's afgaf en dan elken aanvaller, die te dichtbij dorst komen, opving op de punt der bajonet.
"Nu," hernam Jean Valjean, "zoo ik alleen maar honger naar water heb gehad?" "Dit heet dorst, en wanneer men niet tevens eet, heet het koorts." "Ik zal morgen eten." "Wie weet! Waarom niet heden? Is dat een zeggen: Ik zal morgen eten! Mijn schotel te laten staan zonder ze aan te raken! Het was zoo lekker." Jean Valjean nam de hand der oude vrouw.
Uilenspiegel deed teeken met de hand, dat hij honger noch dorst had. Toen ging hij voort met Lamme, die schrijlings op zijnen ezel bleef, terwijl Uilenspiegel den zijnen bij den halster geleidde. Zij kwamen aan de hut van de uitzinnige Katelijne, bonden hunne ezelen vast en gingen binnen. Het was het etensuur. Op de tafel stond eene pateel prinsessenboonen, ondereengestoofd met boerenteenen.
Hanagaki Baishu, een jong dichter en geleerde, woonde een groot feest bij, dat gehouden werd ter viering van den wederopbouw van den tempel van Amadera. Hij wandelde door het schoone park en bereikte op zijn wandeling ook de plaats van een fontein, waar hij dikwijls zijn dorst had gelescht.
Een archeoloog, die zulke steenen op eene heide van Bretagne vond, zou zonder aarzelen daarin een dolmen zien, zoo als onze keltische of vóór-keltische voorvaderen die plachten op te richten; en het zou hem niet in de gedachte komen, dat die steenen niet moesten dienen om daarop den goden te offeren, maar enkel om een watervat te dragen, bestemd om den dorst te lesschen van den vermoeiden wandelaar.
De landman kan wel voelen, dat het land dorst, al weet het dat zelf niet, maar hij kan nooit zijn gevoel van dorst aan dien akker meêdeelen. En dat nu kan uw hemelsche Landman wel en dat doet Hij.
En week de dag en viel de nacht, En rees geen land bij 't morgengloren, En deed de hongerkreet zich hooren, En stilte niet dan dorst die klagt, Slechts hij had moed, had troost voor allen, Die zuchten aan het kleene boord, En hield op deze reê hun woord. Maar nu!
Uw schoonheid heeft mij schrikkelijk ontroerd en ik heb u te veel aangezien. Maar ik zal het niet meer doen. Men moet noch de menschen noch de dingen aanzien. Men moet enkel zien in spiegels. Want spiegels toonen ons slechts maskers... Geeft mij wijn! ik heb dorst... Salome, Salome, laten wij goede vrienden zijn. Zie eens hier ... Wat wilde ik zeggen? Wat was het ook weêr?
"Want zie je," riep hij, "er is geen meel en stroop meer in het heele dorp. Alles heb je met schrapende hand van mijn volk afgetrocheld, die met de goden hebben geslapen en die nu niets meer hebben dan een zwaar hoofd en zwakke knieën en een dorst die ze niet kunnen lesschen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek