Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 18 mei 2025


Diederik zich tot Machteld kerende sprak: "Voorwaar Mevrouw, ik moet bekennen dat gij een scherp gezicht hebt, nu ben ik gedwongen mijn natuurlijke spraak te hernemen. Ik ware nochtans liever onbekend gebleven; want het masker dat gij doorgrond hebt, is ten hoogste nodig voor het heil van mijn meester, de Leeuw.

Verder leert de geschiedenis ons de namen van "Gozewyn", "Walram", "Hendrik", "Diederik", "Reginald" als heeren van het vrij rijksleen "Valckenborch". 't Waren alle dappere, onversaagde helden, getrouw aan hun eenmaal gegeven woord, evenals alle heeren, ridders en grooten van Gulp en Geul.

Als zij meenden te scheiden vatte Diederik de hand van Robrecht en sprak met doffe stem: "Vaarwel, mijn vriend en meester! Ja vaarwel; want wellicht zal mijn hand de uwe voor lang niet kunnen drukken. Denk dat uw dienaar Diederik u altijd bijstaan en troosten zal, in wat plaats, in wat kerker gij u bevinden moogt."

Adolf had De St.-Pol reeds aan het hoofd gekwetst, wanneer het harnas van de rampzalige Jonkheer gefeild heeft, en het vijandelijk wapen heeft hem dodelijk gewond. Binnen enige ogenblikken zult gij hem zien; want mijn knapen brengen hem naar het slot." "Maar Mijnheer Van Bethune," vroeg Diederik, "denkt gij niet dat die reis naar Frankrijk een roekeloze daad is?" "Welke reis? Gij verwondert mij!"

De heren antwoordden de ene na de andere dat zij tot de reis bereid waren en hun Graaf overal vergezellen en bijstaan wilden. Een was er die niet sprak, en dit was Diederik de Vos. "Mijnheer Diederik," vroeg de Graaf, "gij zult met ons niet gaan!" "Ja, ja, bij mijn eer!" riep Diederik. "De Vos gaat mede al ware het in de mond der hel.

Diederik, de groote Oostgotenkoning, bestrijdt reuzen, dwergen en draken.

Hier tracht Diederik Sonoy, die in Noord-Holland voor den prins van Oranje het bevel voert, krijgslieden bijeen te brengen, om den Diemerdijk op het een of andere zwakke punt aan te tasten en dat te versterken, teneinde voor Amsterdam en de Spanjaarden elken toevoer af te snijden, zooals zij dit voor Haarlem hebben gedaan.

En als het razende Noodlot Siegfried en Goedroen en alle verwanten van beiden heeft gedood, verrijst het historische geslacht der Gothen. In de laatste fragmenten der eddaïsche heldenzangen wordt Diederik van Bern genoemd: "Diederik en Goedroen klaagden elkander hun rampspoed."

Hij achtte zich eergisteren gelukkig u de grootmoedigheid zijns harten te betonen; maar dan was hij niet, gelijk nu, door boze geesten bezeten." "Wat is dit!" riepen de ridders verbaasd. "Is de Koning geplaagd?" "Mijnheer Diederik," sprak Robrecht strengelijk, "laat die verbloemde woorden, gij hebt ons iets anders te zeggen. Het schijnt dat het niet gemakkelijk over uw lippen kan."

Maar Floris Geurtsz deelde die bewondering van zijn zoon niet. Hij kende de bandeloosheid der Watergeuzen te goed, om niet te vreezen, dat dit bezoek hem niet veel vreugde brengen zou, ook al waren zij door Diederik van Sonoy aangewezen, om de landzaten tegen de Spanjaarden te beschermen. »Goeden dag, huisman, dag jongen!" klonk hun groet. En kortaf was het antwoord: »Goeden dag, heeren.

Woord Van De Dag

vreugdelooze

Anderen Op Zoek