United States or Lebanon ? Vote for the TOP Country of the Week !


MARTIJN verklaart zich overtuigd: ook hij wil de vrouwen vergeven om der wille van de "hooge vrouwe", aan wie ons behoud gelegen is. Zoo neemt aan MARIA'S voeten de tweespraak een einde. D'ander Martijn is in zoover eene voortzetting van den Eersten Martijn, dat wij hier in den aanvang een dergelijke vraag gesteld zien als die over den strijd tusschen het hart en het oog.

Er was echter in dat werkelijk leven, behalve het wangedrag der geestelijken, nog zooveel dat hem vervulde: maatschappelijke misstanden die hem in twijfel en onrust hielden, onrecht dat hem ergerde, gewichtige vraagstukken die hem niet los lieten. In een paar tweespraken, de eerste en d'ander Martijn, heeft hij getracht samen te vatten wat in hem omging.

Maar dat gij wildet, vleide de koopman, ik verwed een peerd dat ik u op drie maanden een dochter zal leveren! Maar 'k moet ze alle twee krijgen om te kiezen, voegde de jonge Verschaeve er lachend bij. Nu, ge brengt me met d'een of d'ander reden daar op 't hof. 't Is aanveerd, we gaan den eersten keer naar den peerdenstal, 't ander doet ge zelf als ge verstand hebt.

"Win je nou niet op... Ja, ik ben gek, krankzinnig op die vrouw... Ik ken d'r negen maanden en in dien tijd heeft ze zich gedragen, om je hoed voor af te nemen... Mot 't nou zoo zwaar wegen als iemand lichtzinnig was... Denk daar eens over na... Stel je in 't geval dat je eigen dochter"... "Anna was te fatsoenlijk!" "Zooals je 't nemen wil d'een trouwt 'n man om geld d'ander uit liefde.

Maer noch al boven dat, soo magh ick niet vergeten Dat u in dit geval is dienstigh om te weten, En dat ick noodigh acht voor al te zijn gedaen, 575 Eer dat wy tot besluyt in desen handel* gaen*. Ghy moest twee jaren langh in ons geselschap leven, En u aen onse wet ten vollen over-geven: Ghy moest benevens* ons gaen dolen achter* lant, By wijlen sonder gelt en sonder eenigh pant*: 580 Ghy moest u machtigh goet en uwe groote staten, Ghy moest u prachtigh kleet geheelick achter laten, Ghy moest in volle daet, en niet in loosen schijn, Een spot, gelijck als wy, van al de werelt zijn; En dit al, goede vrient, om wel te mogen* letten, 585 Of nut en dienstigh is u sin op my te setten, En med' aen d'ander zy, of my oock dienen sou Met u dit vry gemoet* te binden aen de trou.

Hij sliep steeds aan den rechterkant, En zij dus aan de linkerhand, En duurde 't zoo ook jaren voort, Nooit werd hun zoete rust verstoord; Als hij zijn Eva had gekust, Zei zij: "Nacht Spar, slaap nu gerust En strek je beentjes, lieve guit, Maar recht toe tot den morgen uit", En verder werd, na 't kort gebed, Door d'een op d'ander niet gelet.

10 ditto gingen weder onder seyl, maer jegens avont de scheepen N. Hollandt ende Orange, wederom afcomende, liepen gelijckelyck aen de N.W. syde van Mariavelle in een valleij ten ancker op 30 vadem moddergront, behalve N. Hollant, diet by de wint hielt ende liep van d'ander syde vant eijlant; dorst dees syde, dewijl daer onbekent ende het doncker was, niet aendoen.

Daer syn wt onse scheepen ontrent 400 schooten met groff geschut geschooten daer van datter den admirael ten minsten wel honddert getreft hebben; d'ander hebben oock hun portie wel gecreghen, men oordeelde eens wat dooden ende gequetsten datter geweest moeten sijn.

Al de oogen waren op moeders beeldeken gericht en zij zelf en keek er niet van weg; al de handjes staken gevouwen uit in smeekende houding. Zij begon met luide stem en snakkende woorden: Sint-Josef, ge moet ons helpen! Ze wachtte en de vijf kinderstemmekes herhaalden, op zachteren toon: Sint-Josef, ge moet ons helpen! 'k Kenne maar U alleen! Van d'ander Heiligen houde ik niet!

Maar anderzijds getuigt de Eerste Martijn van zooveel eerbiedige liefde voor de vrouwen, zij het ook dat die evenals in den Roman van Troyen bekroond wordt door een AVE MARIA, en toont d'ander Martijn zulk een welbehagen in het behandelen van eenigszins spitsvondige minne-vraagstukken, dat wij ons den dichter kwalijk als een bedaagd man kunnen denken.