United States or Poland ? Vote for the TOP Country of the Week !


met wie hij de reeks van vermaarde schoone vrouwen besluit. Dezelfde eerbiedige liefde voor "de moeder ons heren" vinden wij aan het slot van den Alexander en in den roman van Troyen, waar hij eene onbekende, door BENO

Een geruimen tijd vóór MAERLANT, waarschijnlijk in den aanvang der 13de eeuw, had zekere SEGHER, met den toenaam: DIEREGOTGAF, een paar gedeelten van den Franschen Roman de Troie vertaald of bewerkt . In het eene stuk, tprieel van Troyen genaamd, is de liefde hoofdzaak; wij zijn daar in het gezelschap van een aantal jongere ridders, met de koninginnen van hun hart in een prieel buiten gezeten, en zich vermeiend in hoofsche liefdesgesprekken.

Maar anderzijds getuigt de Eerste Martijn van zooveel eerbiedige liefde voor de vrouwen, zij het ook dat die evenals in den Roman van Troyen bekroond wordt door een AVE MARIA, en toont d'ander Martijn zulk een welbehagen in het behandelen van eenigszins spitsvondige minne-vraagstukken, dat wij ons den dichter kwalijk als een bedaagd man kunnen denken.

In een van MAERLANT afkomstig deel van de bewerking der Historie van Troyen voorspelt de dichter, sprekend van HECTOR'S dood: Oec alle heren ende vrouwen Diet lesen, sullen maken rouwe . En in der Naturen Bloeme zegt hij tot Heer NICLAES VAN CATS: Ghebiedijt, here, dit suldi lesen, Die wile dat ghi ledich sout wesen .

Trouwens ook in den Lancelot vinden wij eene jonkvrouw "al naect in haer hemde gedaen" te midden eener menigte, die de "justitie" wil zien, totdat LANCELOT het meisje bevrijdt . ECHITES werpt zijn vaders kok op het vuur, omdat deze niet doet wat hij gelast iets dergelijks doet REINOUT in den roman der Vier Heemskinderen . Het gevecht met den draak herinnert aan dat met den vogel grijp in de Lorreinen . Het koningspel hier doet denken aan iets dergelijks in SEGHER'S Prieel van Troyen . Van dien aard zou meer te noemen zijn, doch het is onnoodig.

Het is bekend dat MAERLANT in zijne Historie van Troyen, sprekend over de geschiedenis van ENEAS en DIDO, zegt: "Oec ist gedicht in Duytsche woert" . Het is mogelijk, dat hij hier het oog heeft op VELDEKE'S gedicht, maar zonder nader bewijs mogen wij dezen regel natuurlijk niet als beslissend beschouwen.

Tot diezelfde soort van lectuur behoorde ook de Historie van Troyen.

Hem en willic niet begheven, Al waer Lanseloet also rike, Dat hi ware Hectors van Troyen ghelike, Ende dat hi hadde van gode te lone, Dat hi droeghe die selve crone Die die coninc Alexander droech, So en ware hi nochtan niet mijn ghevoech. Ic en hebbe liever minen man, Die mi alder dooghden an ; Dien salie ewelijc sijn ghetrouwe.

Het is begrijpelijk dat twee daarvan: Merlijn en Torec behooren tot die Keltische romans die immers door hunnen vrouwendienst, door een lyrisch-erotisch element en hunne hoofschheid, een jonkman in MAERLANT'S omstandigheden moesten aantrekken; begrijpelijk ook, dat de twee overige: Alexander en Troyen behooren tot die klassieke romans die naar den geest zoo verwant waren met de Keltische.

Want van eene bekeering in den eigenlijken zin des woords kan men hier niet spreken. Ook verloochent hij in latere jaren dat eerste werk niet. Naar zijn Troyen en zijn Alexander verwijst hij de lezers ook nog in zijn Rijmbijbel en zijn Spieghel Historiael zonder ze af te keuren; van den Alexander zegt hij alleen, dat er fabelen aan zijn toegevoegd die hij niet wil herhalen.