United States or Falkland Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Alleen een dochter bleef hem over, Maria, later de vrouw van den dichter Gentil Antheunis, die als zoovelen in het huis van Conscience belangstelling en vriendschap had gevonden. Hij werkt aanhoudend, al is hij zelf niet geheel tevreden. Den heelen dag zit hij op zijn kamer en komt alleen des avonds beneden, bij zijn familie en bij zijn vrienden, die er open tafel vinden.

Op zekeren avond schrijft hij zijn vader een brief en knoopt, beangstigd en fier, zijn zaakjes in een handdoek. Zijn werk zal gedrukt worden. Hij verlaat het huis en trekt stedewaarts. Op de baan komt hij den jongen bloemkweeker Karel van Geert tegen, die merkt dat er iets aan scheelt. Die vraagt Conscience uit, neemt hem mee in zijn tuin en verdwijnt in huis.

Eerst verwijtend en ontdaan, maar dan betrouwend in de vastberadenheid van zijn zoon.... "Hier in deze zaal," zegt hij, "heb ik dertig jaar geleden nog als matroos gedanst...." Onder de hoede van moeder Ann uit den Koning van Spanje beweegt zich Conscience op eigen vlerken. "In 't Wonderjaer" verschijnt en wordt als een blijde belofte begroet door de strijdlustige Vlaamsche letterkundigen.

Weinig goede werken heeft Conscience geleverd, als we goed noemen alleen zulke, waar het bereikte niet onder het bedoelde blijft, omdat hij er enkel heeft in uitgesproken wat hij heeft gevoeld, en die daarom nog genietbaar blijken voor een tegenwoordig lezer.

Een brief van 1838 van Conscience aan Snellaert begint: "Terwyl ik aen uw dienstwilligheid, en aen de schoone toekomst onzer altyd groeiende letterkunde dacht,.." en in een kunstkritiek die hij een jaar vroeger voor een Antwerpsch nieuwsblad schreef, verontschuldigt hij zich over zijn groote toegevendheid voor jonge schilders, en dat hij over hen zooveel heeft gesproken als over oudere en meer verdienstelijke.

Conscience had zich gedokumenteerd, korrespondeerde over wat hem onduidelijk was met een paar geleerden, bezocht Brugge en het slagveld van Kortrijk, maar gunde zich den tijd niet om de opgedane stof te laten bezinken. Geschiedkundig inzicht had hij niet verworven.

"Korte doch des te levendiger drama's van krachtige galmen en zoetluidende toonen," worden deze schetsen door een zéer toegeeflijk tijdgenoot genoemd. In tijdschriften verschijnen verder nog enkele schetsen van Conscience, waar "De Pelgrim in de woestijn" de meest karakteristieke onder is.

De kluis op den "Groenen hoek" wordt nu verlaten en in het opkomende Borgerhout wordt een zaakje begonnen. In December 1828 betrekt Conscience zijn nieuwe woonst. Hendrik wilde geen handwerk leeren: hij had gehoopt een naturalist te worden. Nu had hij echter de school van meester Vercammen moeten bezoeken om er na korten leertijd ondermeester te worden.

Er kwam later een tijd dat Conscience de buitenlandsche letterkunde bestudeeren kon. Maar evenals Dickens was hij bang zijn oorspronkelijkheid te verliezen, nu hij niet jong genoeg meer was om de mindere eigenschappen van zijn kunde voor andere te verruilen. Het was hem onmogelijk geweest om uit zijn engere wereld te geraken. Evenals de meeste van zijn vrienden was hij in zijn jeugd arm.

Een figuur als die van Conscience ware niet te begrijpen, zonder voldoende kennis van den toestand der Nederlandsche taal en der letterkunde in Vlaamsch-België, op het oogenblik van zijn verschijnen.