Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 23 november 2025


Hij zal moeten wachten totdat wij de Kerels, die nog op den burg zijn, geheel hebben overwonnen." "Wel hoe? Men heeft mij daar, op het plein, gezegd, dat gij den burg na eene hevige bestorming hebt ingenomen!" "Inderdaad, mher Baudewijn, maar wij krijgen hem niet geheel. De Kerels bezetten op den burg nog de proostdij, het klooster en de kerk van St-Donaas."

Bertulf, de proost van St-Donaas, stond op het binnenplein van den burg en wandelde daar langzaam over en weder, in gepeinzen starende op hetgeen rondom hem geschiedde. Er heerschte eene koortsige bedrijvigheid op het plein. Honderden arbeiders krielden er dooreen; men hoorde er den bevelroep der oversten, den zang der werkers, het gekrijsch der katrollen den zweepslag der voerlieden.

Hier zeide Robrecht haar met eene stem die door eene koortsige vreugde was ontsteld: "Dakerlia, gij gaat vrij zijn, vrij en buiten alle gevaar! Dezen nacht zal mijn oom de proost door eenige goede, trouwe vrienden uit den burg en uit de stad geleid worden en naar Yperen gaan. Gij moogt hem vergezellen!" De jonkvrouw keek hem verwonderd aan, als verstond zij hem niet.

Reuzentelg, die opgeroeid in 't strijden, Reeds driewerf Beth-urs burg verbrand hadt en vergruisd. Nu voor den derden keer, bij die overrompeling vermeld in den vorigen zang vs. 570, volgg.

Dewijl er nog voortdurend vele ridders en wapenknechten nutteloos werden gedood of gekwetst, boodschapte men den koning dezen nadeeligen toestand; en de vorst gaf daarop bevel om de bestorming te staken. De Fransche benden verlieten de omgeving van den burg en trokken dieper in de stad of naar de naastliggende dorpen, waar zij geherbergd waren.

Toen hij den muur had beklommen langs de zijde der Hofpoort, waar nu zijne ooms stonden, zag hij op de Markt eene groote menigte wapenknechten en ridders staan die, omdat de vredevlag waaide, uit nieuwsgierigheid den burg waren genaderd of met poorters vermengd aan het twisten en aan het kouten waren over des graven schat en over de vrijlating der Kerels.

Hier vond hij zijne gezellen naar den kant der Hofpoort in eenen schrikkelijken strijd gewikkeld. De vijand was binnen den burg! Aan het geroep "Isegrim, Isegrim!"

Maar nog proevend, scherp, den fijnen geur van die gedachten, die in zijn hoofd waren als zuivere droge kou onder een ver-wegwademenden, witblauwen winterhemel, wist hij ook in-eens, dat dit denken onnatuurlijk was, slecht, satansgedachten; dat de hooge burg van zijn trotsche eenzaamheid neerstorten zou, want dat God den overmoed niet duldt, en dat zijn heimelijk genot van nu hem veel verdriet zou kosten morgen.

"Zinnelooze, gij weet niet wat gij zegt", morde Robrecht met eenen blik van misprijzen, doch hij liet de poorters staan twisten en haastte zich naar den burg. Voor de poort der kerk greep hem eene ijskoude siddering aan en hij weerhield zijnen stap, als dede iets akeligs hem twijfelen of hij wel verder zou gaan. Daar lag een groote plas bloed, ter plaatse waar men den hofbottelier had gemarteld.

De Kerels lieten intusschen niet na alles aan te brengen wat hun tot eene hardnekkige verdediging van dienst kon zijn. Overal boven den burg stegen zwarte rookwolken in de hoogte, als wilde men den vijand verwittigen dat men zich gereed hield om hem met kokend pik en olie te begroeten.

Woord Van De Dag

bijeengeplaatst

Anderen Op Zoek