Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 25 oktober 2025
Met een gil van angst vloog Rozeke naar buiten. Kamiel, reeds uit de schuur gehold, had het paard bij den breidel vastgegrepen. "Bezinne!" schreeuwde hij als uitzinnig, "bezinne! bezinne! d'r es 'n ongeluk gebeurd!" "Och Hiere! och Hiere! och Hiere!" riep Rozeke met doffe kreten.
Los beide problemen op, moedig den rijke aan, bescherm den arme, vernietig de armoede, maak een einde aan de onrechtvaardige exploitatie van den zwakke door den sterkere, breidel de onbillijke ijverzucht van hem die op weg is, tegen hem die reeds is aangekomen; breng het loon wiskunstig en broederlijk in verhouding met den arbeid; verbind het kosteloos en verplichtend onderwijs met den wasdom van het kind en maak van de wetenschap den grondslag der manbaarheid; men ontwikkele het verstand, terwijl men de handen bezighoudt; men zij tevens een machtig volk en een gezin van gelukkige menschen; men democratizeere den eigendom niet door hem af te schaffen, maar door hem algemeen te maken, opdat ieder burger zonder uitzondering bezitter zij wat gemakkelijker is dan men meent met twee woorden; men wete den rijkdom voort te brengen en dien te verdeelen, en hierdoor zal men tevens de stoffelijke en de zedelijke grootheid hebben; en ge zult waardig zijn Frankrijk te heeten.
Hij volgde Smul in den paardenstal en samen haalden zij de merrie eruit en spanden in. Ruw trok hij 't goede beest bij den breidel, deed het achterwaarts in de door Kamiel opgetilde draagboomen steigeren; en plotseling, zonder eenige reden, begon hij op de merrie te vloeken en te schoppen, dat zij er van trappelde en hinnikte en wreede oogen van verwildering openspalkte.
Gij zijt geene Christin, Rebekka, en u zijn die verhevene gevoelens onbekend, die het hart van eene edele jonkvrouw doen kloppen, als haar minnaar eenige stoute daad verricht heeft, welke zijne liefde heiligt. De ridderschap! meisje, zij is de kweekster der zuivere en verhevene genegenheid, de steun der onderdrukten, de wreekster van onrecht, een breidel voor de macht der tirannen.
De allegorie ontbreekt ook hier niet; zoo wordt ons b.v. verhaald van het paard dat "de menschelijke nature" voorstelt; dat paard wordt geregeerd met den breidel van "redelic verstaen"; in dien trant is de allegorie verder uitgewerkt .
Ge kent mij genoeg .... Maar waarom wilt gij mij zoo weinig kennen? Ik vrees .... dat ik u wel ken, mijnheer. Sörge lachte. Zoo klein-schokkend, zoo ver-vandaan, zoo kiesch ook klonk die lach, dat Francine verwonderd naar hem opblikte. Onwillekeurig had ze den breidel gespannen en Joep, terwijl hij zijn kop opsloeg, bleef palstaan. Te gelijk, drie stappen verder, stond het paard van Sörge.
Leer haar hare wegen bewaren, haren mond met eenen breidel bewaren, wanneer de goddeloozen tegenover haar staan. Leer haar uw gebod bewaren. Als zij wandelt zal dat haar geleiden, als zij nederligt, zal het over haar de wacht houden, als zij wakker wordt, zal het zelve met haar spreken. Want het gebod is eene lamp, en de wet is een licht, en de bestraffingen der tucht zijn de wet des levens.
Zóó trad men te gelijk het zevende artikel van de Nederlandsche geloofsbelijdenis met voeten. De godgeleerdheid leidde der godsvrucht onverbreekbare banden aan, wrong de menschelijke rede een breidel in den mond en verloochende het beginsel der liefde, dat de hoofdinhoud des evangelies is.
De hemel was gevaagd blaauw, helder, en azurig, En Febus zag in zee zijn spiegelstralen vurig, Het weder loech elk toe, men hoorde geen geruisch; Zefyrus nu verblies een golfjen met gedruisch, De schepen lagen stil, dat nu Neptunus' gilden Voor 't windelooze weêr een zeil uitspannen wilden, 't Gespan van mijne koets den breidel gaf gehoor, En telden, zoo het scheen, hun stappen op het spoor, Als op het onverzienst het meer bestond te bruischen, Dat geene kielen zich naar 't roer en lieten kruisen , De sture Boreas begon fluks uit de zee 't Grijsschuimig baargebergt' te brengen op de ree, De hemel werd bekleed met droeve duist're wolken, En 't voorhoofd van de lucht omstort met zwarte kolken; Een donker nachtzeil blind beschaduwde den dag, Dat 't licht alzins verdween; of, zoo men schijnsel zag, Was 't bliksem-wederlicht, dat met een slinksch geflikker Jupijn van boven wierp, met eiselijk geklikker, De donder dreunde met een dommelig geklak, Dat Sirt, klip, rots, en strand Neptunus' gramschap brak, Die met zijn gaffel scheen den hemel te beklemmen, En weder 't firmament in 't Roode diep te zwemmen; De Tritons trompten op hun groote waterschulp, Dat ieder Palinuur de Goden riep om hulp, De schepen stegen op genade naar de polen En hadden 't wijscompas en 't roer den wind bevolen.
GUIDO: Simone, Uw roekelooze tong roept om den breidel. En dan vergeet gij 't bijzijn van Mevrouw hier Wier teedere ooren zeker niet gestemd zijn Op zoo platte muziek. SIMONE: 't Is waar, 'k vergat het. Het zal niet meer gebeuren. Maar gij koopt dus, Mijn goede Heer, het gala-kleed. Niet-waar? Maar veertig duizend kronen. 'n Bagatel Voor iemand die Giovanni Bardi's erf is.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek