Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 21 juli 2025
En 't waren verdiepingen en nóg verdiepingen, en 't waren kamers en nóg kamers, allen even ruim en duur gemeubileerd, en allen vrijwel overbodig, want meneer Bollekens bewoonde of gebruikte ze om zoo te zeggen niet.
Officieren, meneer, officieren, ze hebben gezegd dat z' officieren zijn, antwoordde de ontstelde meid deemoedig. Goed; laat ze boven komen, besloot meneer Bollekens junior op een toon alsof hij een heldhaftig besluit nam. De meid verdween. Ga daar zitten, in dien fauteuil, recht voor Papa, zei de zoon tot de knappe meid. En hij begeleidde haar tot de aangewezen plaats.
Bid voor hem, sprak Nele tot Uilenspiegel, en zij gaf hem heuren rozenkrans; maar hij stiet dien van zich af, omdat, zoo hij zeide, de bollekens door den paus gewijd waren. De nacht was gevallen en Uilenspiegel zei: Moeder, ga slapen, ik zal bij u waken. Gij moet niet waken, sprak Soetkin, want de slaap doet goed aan jonge menschen.
Meneer Bollekens vader schokte letterlijk van verontwaardigde verbazing op. Ja maar, enfin, zijt ge zot geworden, jongen! gilde hij 't uit. De knappe meid kreeg een vuurkleur en haar mooie oogen fonkelden even toornig, terwijl zij, als in plotsen opstand, een beweging naar de deur maakte. Blijf hier! gebood haar, kortaf, Bollekens junior.
De heeren Bollekens begrepen eerst niet wat er gebeurde; zij merkten slechts een kolossaal gedrang en hoorden enkel 't oproerig gejouw en geloei van de menigte; maar eensklaps zagen zij den witten gasbol boven den ingang van de Rosbach aan stukken vliegen, en meteen stormde een bende op de herberg af en brak er als een orkaan naar binnen.
Het huis van meneer Bollekens moest, uiterlijk en innerlijk, voor de oogen van de menschen die hem kenden, en ook wel voor de menschen die hem niet kenden, in verhouding staan tot het fortuin, waarvan hij leefde.
Meneer Bollekens, die zich moeilijk bewoog, had in zijn reuzenhuis niets dan een slaap-en zitkamer, op de eerste verdieping, dicht bij het trapportaal, met een uitzicht op de straat; en een eetkamer in het souterrain, vlak naast de keuken, omdat dit gemakkelijker was voor de bediening en ook omdat de spijzen dan wel altijd warm op tafel kwamen.
Allen even vormelijk-beleefd, allen even stram-salueerend en hakklakkend, maar met een opdracht, een bevel tot requisitie. Meneer Bollekens had twee paarden en een daarvan werd opgeëischt. Meneer Bollekens mocht kiezen 't welk van de twee hij wenschte te houden en voor het andere kreeg hij een bon, betaalbaar na den oorlog.
Meneer Bollekens leek hem een ander mensch geworden: vermagerd, vertriestigd, met een strakke groef van zorg tusschen de gefronste wenkbrauwen. Zijt ge ziek? vroeg de dikkerd. Ik ben niet ziek, antwoordde meneer Bollekens, maar die oorlog... o, die oorlog... hij demoralizeert,... hij demoralizeert...
Meneer Bollekens vader kon zijn onrustige nieuwsgierigheid niet langer bedwingen. Het is curieus, meneer, zei hij, maar uw gezicht is mij niets vreemd. De jonge officier moest even hartelijk lachen. Het uwe is mij dat ook niet, meneer Bollekens, antwoordde hij. Strak en ernstig keek meneer Bollekens hem aan. Wat,... zijt gij misschien... begon hij, maar aarzelde.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek