United States or Micronesia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wel, oom!” vroeg Marie, toen Bijou de kamer intrippelde, „is ’t geen aardig diertje geworden? Wat blijft hij lief klein, ! En schrander is hij, o!”

"La France n'a pas de bijou plus rare ni de plus merveilleux en tout son écrin" schrijft Lintilhau; en de prentbriefkaarten, die men er ter plaatse koopt, dragen als onderschrift, de woorden van Nadaud: "Il ne faut pas mourir sans avoir vu Carcassonne." Het is een fantasmagorie....

Veertien dagen later verscheen Bijou op een morgen onverwachts aan de voordeur. Jaantje sloeg juist de vloermat uit en bleef een poosje met open mond en groote oogen den teruggekeerden vluchteling, die met den staart tusschen de beenen zich eensklaps voor haar vertoonde, aanstaren; toen liet ze de mat vallen, sloeg de handen ineen en uitte een doordringend: „Daar is ie!

Neen, maar oom! nu wordt het heusch te erg, hij zal ’t kind bezeeren”, riep de jonge moeder, die toch nog met een zekere angst in ’t hart toekeek en nu verschillende pogingen deed om Bijou en ’t kind te scheiden. „Allo! marsch jij, vort! Toe oom, help me dan toch eens. Vort, Bijou!

Bijou maakte dadelijk van Jaantjes verwarring gebruik; hij sprong op een stoel, daarna op tafel en bespaarde in minder dan geen tijd der keukenmeid de moeite, haar gehakt op te eten; vervolgens ontfermde hij zich over de bloemkool, en eerst toen hijniet meer kon”, bleef hij tegenover Jaantje, die met door tranen verduisterde oogen op Tienus’ brief zat te staren, zitten en sloeg met zijn staart een zachten roffel op de tafel, als kwispelde hij zichzelf eenbravotoe over ’t volvoerd boevenstuk.

Met zachte hand liefkoosde zij Bijou en sprak: „Jou kunnen ze nou ook missen als kiespijn, arme sukkel!” Met een blik vol weemoedig verlangen keek de hond naar ’t bord met taart, als dacht hij: „Tienus had met dat brokje wel raad geweten; voor mij is ’t te groot, maar ’k zou toch mijn best doen, als ’k mocht.”

Het had er inderdaad iets van alsof die tijd van beproeving voor Bijou tot in eeuwigheid zou verlengd worden, want zijn plaatsvervanger werd hoe langer hoe grooter en begon reeds op handen en voeten over de vloerkleeden te kruipen, zoodat zelfs de hond schik kreeg in het kleine menschje, dat hem

Eerst zat ie op den grond, maar nou moet ik, God beter’t, al een stoel voor ’m klaarzetten ’s middags. ’t Mankeert er nog maar aan, dat ’k voor ’m dekken moet ook.” Inderdaad het was zoo, Bijou had het ver gebracht, zéér ver: hij zat deftig ’s middags mee aan tafel op een stoel met een voetkussen er op als verhooging, tusschen zijn twee getrouwe vazallen in.

De dappere krijgsman echter behandelde zijn kleinen vijand grootmoedig, tilde Bijou eenvoudig op bij zijn staart en zette hem in ’t kolenhok, waar hij zich na tallooze vruchtelooze pogingen ter ontsnapping eindelijk huilend en jankend in ’t gruis ter ruste legde, om den volgenden morgen als een onooglijk vies en zwart ondier te voorschijn te komen en Jaantje een strenge berisping van Mevrouw op den hals te halen.

Blaffend sprong hij tegen den kleinen man op, en deze, tegen dien schok nog niet bestand, wankelde, verloor zijn evenwicht, viel op den grond en rolde over Bijou heen. „O God! oom! Gauw! gauw! Die hond is zoo jaloersch. Akiss! vort! Hij zal ’t kind kwaad doen,” gilde Marie haastig opspringend.