Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 18 oktober 2025


’t Is daar nog doodstil; hij komt er niemand tegen dan den dienstdoenden politie-agent, die bibberend en koud in den voorgeschreven pas op de kleine steentjes aan de huizenkant loopt en hem even toeknikt als antwoord op zijn groet. Zoodra hij een gracht verder is, laat hij zijn paard stappen, neemt de leidsels in de eene hand en haalt met de andere het taschje te voorschijn.

Bibberend van koude, nat van den mist, bleef ik staan, terwijl ik de twee karolussen in mijne hand deed rammelen, toen eensklaps een wolf met groenen muil en lange lischblaren in zijn wit haar, den oever van de vaart opklom en naar mij kwam. Ik riep: "Zout! zout! zout!" en maakte driemaal het teeken des kruises, doch daar scheen hij geenszins schrik voor te hebben.

Zij sliepen hoofd tegen hoofd, in malkander verloren en opgenomen, om nat van den dauw, bibberend wakker te worden, als het eerste licht opstond en de smoor nog op het veld en in de hooioppers lag getresd. 't Was dag. De bloemen waren nog gesloten, maar hanen kraaiden, een hond baste, een koekoek riep van uit het bemiste bosch.

Toen richtte hij zich weder op, bibberend, verkleumd, gebogen onder den stervende, dien hij voortsleepte, van slijk druipend, de ziel vervuld met een zonderlinge helderheid. Opnieuw zette hij zijn weg voort. Overigens scheen hij, zoo niet zijn leven, althans zijn krachten in den modderpoel gelaten te hebben. De overmatige inspanning had hem uitgeput.

Aan onze voeten zaten de vrouwen bijeen gehurkt, sprakeloos, bibberend, het gelaat verbergende om niets meer te zien. Rose hief echter het hoofd op, wierp een blik om zich heen en vroeg: "Maar de dienstboden, waar zijn die? Waarom komen die niet boven?"

Het water murmelde in den stroom, één venstertje was er licht in de duisternis, waar hij aldoor naar keek. Verkleumd en bibberend ging hij ten leste binnen, de vrienden zaten daar met de vroedvrouw genoegelijk bij een mooi vuur te eten, boven hoorde hij een zwak stemgeluid.

Onder die ongelukkigen zag hij jongelieden en grijsaards, naakt, bibberend, verkleumd, ineengedrongen, angstig voortloopend om de zweep te ontvluchten van de twee soldaten, die, warm gekleed, rood van brandewijn en goeden kost, er vermaak in schepten, het lichaam dier naakte menschen tot bloedens toe te striemen, om ze nog sneller te doen aanstappen.

Mathilde had zoo iets nog nooit gezien; nu beduidde Jozef haar, dat zij zich daarvan geen illuzies moest maken. Hij vertelde haar hoe zoo'n wezentje was, met zijn rood rimpelig vel, zijn vreemde oogjes, meestal gesloten, zijn hoofd zonder haar, zijn mondje zonder tanden, bibberend en schreeuwend in de wereld komende. Maar zij wilde hier eerst liever niet van hooren.

De mankebiedt evenals zijn kameraad herhaaldelijk zijn rijtuig met een: „Rijtuig, meheer?” ofViegelant assieblieft?” aan de enkele menschen aan, die iemand of iets van ’t station moeten halen en die zich om die vraag even weinig bekreunen als om den jongen, die op een sukkeldrafje de menschen naloopt en met bibberend stemgeluid vraagt: „’N doossie lucifers, heeren?” „Zeg, Bobberd?” „Nou?”

De vrouw leit van d'r zelve." Plomp. Gerrit is weer te water. De gracht is goorzwart gekleurd. Alle modder en vuiligheid wordt opgewerkt. "Het-ie 'm? Het-ie 'm?" Nee hij heeft 'm niet. Vuurrood van inspanning komt-ie boven. Zijn hemd plakt op z'n bibberend lichaam. De groote vereelte hand wrijft het water uit de oogen. "Hij zal in den koker gezogen zijn," roepen ze uit het bootje.

Woord Van De Dag

arasbesken

Anderen Op Zoek