Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 30 juni 2025


Want, wat ons nu nog schei, 't Gordijn des Levens, met een rustig beven Zal ik ook eenmaal zien omhoog-geheven En naar Uw beeltnis in der Eeuwgen rei Staren, tot stil Uw wenk mij roept, waar zij, Die 't diep-in meenden, eeuwig zullen leven.

De bergstroom doet de grauwe golfjes deinen, En schuimt er mede heen, zie .. eer zij komen, Daar waren zij, daar zijn ze, en zij verdwijnen: Heeft al een ander me uit uw hart genomen?” „Zie, hoe er ’t golfje leeft in lange lijnen: Zóo leeft uw beeltnis altijd in mijn droomen, Straks zal het in het land der zee verschijnen: Zóo toeft uw beeld me aan vaderlandsche zoomen”.

Alle andre levenden die lijden, krijgen Van u eenge vertroosting: bloemen, vruchten, Blijde geluiden, liefde al vliedt die snel. Dit 's niet voor mij: mijn eigen woorden, 'k smeek u. Weiger die niet aan mij. Gij zult ze hooren. Eer Babylon tot puin verging, ontmoette Mijn doode zoon, de Magiër Zoroaster, Zijn eigen beeltnis wandlend in den tuin. Hij enkel zag van 't menschdom die verschijning.

Want eeuwig slaapt, wien ’t lachend leven vlood, En, met den lach, stierf zijne liefde heen: ’t Gedenken blijft alleen. Slechts de gedachte aan hem, dien ons de dood onttoog, Blijft, voor wie hem bemint, bestaan. Wij willen zien, en zien de wolken aan, Doch zien zijn beeltnis niet omhoog. Dáár blinken starren, zacht, gelijk zijn oog.... God mijner ziel!

GUIDO: Lieve Bianca, Dees kramer maakt mij met zijn praatjes wreevlig. Ik moet vanhier. Maar morgen kom ik weêr. Zeg mij hoe laat. BIANCA: Kom met den vroegsten daagraad Tot ik u weêrzie, is mijn leven ijdel. GUIDO: Laat neêr den middernacht van uwe haren, In uwer oogen sterren laat mij zien Mijn beeltnis als in spiegels.

HELENA. Wat oogst toch de eene liefde, de andre hoon! Wij gelden in Athene als even schoon; Wat helpt dit, vindt Demetrius het niet? Die wil niet zien, wat ieder ander ziet; En is hij dwaas, als hij voor Hermia gloeit, 'k Ben even dwaas, als mij zijn aanblik boeit. Zelfs aan wat leelijk en nietswaardig is, Leent liefde schoonheid en beteekenis. Zij ziet niet met het oog, maar met het hart, Van daar is ze in haar oordeel vaak verward, En daarom heet de God der liefde blind, En is zijn beeltnis een gevleugeld kind, Dat onbesuisd, niet ziende, in 't wilde vliegt En in zijn keus zoo dikwijls zich bedriegt. Zooals bij 't spel een knaap geen eed ontziet, Ontziet des noods de Liefde een meineed niet: Eer Hermia Demetrius ontstak, Werd eed op eed, als hagelslag op 't dak, Aan mij gedaan; die hagel, ach! verdween En vloeide weg, toen h

Woord Van De Dag

staande

Anderen Op Zoek