Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 19 juni 2025


Onze Kronijk is er, mijns bedunkens, niet achter en geen wonder, want de Heer Beyma, in zijn Tractatus de Grietmannis geeft een aantal verschillende gevoelens op, en na dezen Schrijver zijn er nog meerdere te berde gebragt . Het meest aannemelijk gevoelen is, dat men den naam moet afleiden van het Oud-Friesche Greta, klagen en dus Greet- of Grietman degeen was, die aan de klagers regt verschafte.

«Eene schoone bloem, uit schoone gaarde in eigen gaard overgebracht. Doch mijns bedunkens past de voorstelling, die ge hier van Zeus' wereldbestuur geeft, weinig bij den eerbied voor de goden, welke ons, Atheners, steeds gekenmerkt heeft. Kunt ge het goedkeuren dat Prometheus de door Zeus verwaarloosde taak aanvaard en tegen den wil der opperste godheid volvoerd heeft, den menschen ten gevalle

Doch verstandige Geestelijken moesten mijns bedunkens niet dulden, dat men door het plaatsen van gedrogtelijke poppen, aanleiding gaf tot spotternij; hier onder behooren ook die gekroonde met allerlei stoffen behangen, en wonderlijk opgeschikte lieve vrouwenbeelden; immers deze beeldtenis is geheel niet overeenkomstig de geschiedenis, maar behoorde eene aanminnige en teedere moeder, in een zedig gewaad te verbeelden, en zulk een beeld natuurlijk gemaakt, best van wit marmer of hout, het marmer na bootsende, moet ieder een van welke Godsdienstige begrippen hij ook zijn moge, natuurlijker wijze met genoegen zien.

Het geen, mijns bedunkens, tot dit alles zeer veel had bijgedragen, was, dat hij uitgeweken zijnde zich zeer lang in Engeland had opgehouden, en daar, bijzonder door de Protestanten, op de menschlievendste en vriendelijkste wijze was behandeld geworden.

Evenals dus onder de stervelingen zij het verst van het geluk afstaan, die zich op de wijsheid toeleggen, daar zij zeer zeker hierom juist dubbel dwaas zijn, omdat zij, ofschoon als menschen geboren, zonder om hun stand te denken, uit zucht om als de onsterfelijke Goden te leven, op het voorbeeld der Giganten , met den stormram der geleerdheid der natuur den oorlog aandoen, zoo zijn ook zij, mijns bedunkens, het allerminst ongelukkig, die het naast bij den aanleg en de dwaasheid der redelooze dieren komen en in niets verder gaan dan een mensch geoorloofd is.

"Foei Oda! kunt gij nog spotten met den dood van dien goeden Deodaat," zeide Ottilia, met tranen in de oogen. "Ik beklaag den armen Ridder van ganscher harte," hernam Oda: "doch mijns bedunkens is die Friesche Roos nog meer te beklagen, die, op éénen dag, haar éénen minnaar vermoorden ziet, door haar bruidegom verlaten wordt en misschien haar derden vrijer ziet onthoofden."

Mijns bedunkens handelt hij het verstandigst, die zich niet bekommert over zijn ter-aarde-bestelling en die aan zijne erfgenamen overlaat.

Met deze en duizenden andere dergelijke dwaasheden zijn hun hoofden zoo tot barstens toe opgevuld, dat, mijns bedunkens, zelfs Jupiters hersens niet zoo zwanger waren, toen hij van Pallas moest bevallen en de hulp van Vulcanus' bijl inriep . Het moet u daarom niet bevreemden, als gij hun hoofd bij openbare disputen met tal van banden omwonden ziet: Anders zouden zij immers geheel uiteenbarsten.

Ik heb met reden klaarlijk aangewezen, dat, door het bedijken der Meren, meestal de boezems tegen den Huigendijk, het IJ en Saardam in Noord-Holland zijn weggenomen, en het water alsnu in zee lossen moet door de smalle, naauwe, lange uitwateringen en kanalen, hetgeen nog redelijker wijs gaan kan, alhoewel het met de zuid-weste-winden, die meest in Holland waaijen, tegen de Natuur komt, waarmede ik hier te kennen wil geven, dat de boezem van de Haarlemmer Meer hier niet mede te vergelijken is, welke het water wijd en breed kan verspreiden, en dat voornamelijk in den voorboezem benoorden het Huis ter Hart, hetwelk op den kant van het IJ ligt; desgelijks mede in eene groote wijde ringsloot, van omtrent zestien duizend roeden in het rond, en omtrent zestien roeden wijd, min of meer; als ook in de vaart tusschen Haarlem en Amsterdam; in het Sparen tot aan Sparendam toe, dat mede digt aan de sluizen ligt; desgelijks mede in den Amstel, de Braassem-Meer, in de vaart naar Leiden, en meer andere slooten en wateringen, zoodat, mijns bedunkens, men zelden meer dan bevorens verlegen zal zijn met het hooge water in de ringsloot.

De beschrijver van dit »blij-eindend treurspel" voegt bij zijn verhaal deze opmerking, welke zeker niet zonder bijgedachte geschreven werd: »onzes bedunkens verdient het wel opmerking, dat men sedert den brand alhier zoo menigmalen van zwaren brand hoorde gewagen". Waarlijk ook die woorden zouden ons tot nadenken nopen, indien wij niet wat anders te doen hadden; want reeds zijn wij linksaf den Nieuwen Rijn opgeslagen en gaan wij, na een blik op de twee Korenbeurzen geworpen te hebben, weder, linksom, de Burgsteeg binnen, om, na eenige schreden gedaan te hebben, stil te staan voor een steenen poort met ijzeren hek, waarboven een klimmende leeuw staat met den eenen voorpoot het Leidsche wapen vasthoudende en met den anderen een zwaard voerende, om daardoor het »~Pugno pro Patria~", onder dat wapen geschreven, tot waarheid te maken.

Woord Van De Dag

innewaerts

Anderen Op Zoek