Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 6 juli 2025
Goeden avond, molenaar! Goeden avond, Babette! Men valt niet naar beneden, als men het zich maar niet verbeeldt! Babette moet mij toch eenmaal zien, als ik haar man zal worden!» Rudy lachte, hij was goedsmoeds en liep naar den molen toe; hij wist, wat hij wilde: hij wilde Babette hebben.
De molen zag er netjes en welvarend uit; deze liet zich ook uitteekenen en beschrijven, maar de dochter van den molenaar liet zich niet uitteekenen en beschrijven: zoo zou Rudy ten minste gezegd hebben, en toch stond zij in zijn hart uitgeteekend; haar oogen fonkelden daar, zoo, dat er een waar vuur in was; dat was plotseling zoo gekomen, evenals een andere brand ook plotseling uitbarst, en het zonderlingste van de zaak was, dat de molenaarsdochter, de aardige Babette, er zelf geen vermoeden van had: zij en Rudy hadden nooit een enkel woord met elkaar gesproken.
De bloedverwanten van den molenaar te Interlaken, waarbij de molenaar en Babette te logeeren waren, noodigden Rudy uit, een bezoek bij hen af te leggen: hij was immers uit hetzelfde kanton als de molenaar.
«Je laat je niet licht door iets afschrikken!» zei de molenaar. «En gij houdt altijd woord!» zei Rudy. «Ieder heeft zijn eigenaardigheid!» «Maar waarom heb je den nek niet gebroken?» vroeg de molenaar. «Omdat ik vasthield!» antwoordde Rudy, «en dat doe ik nog! Ik houd Babette vast!» «Maak eerst maar, dat je haar krijgt!» zei de molenaar en lachte; en dat was een goed teeken, dat wist Babette.
Klauteren echter had hij niet geleerd, en het scheelde dan ook niet veel, of hij was hals over kop in het water gevallen, maar hij kwam er gelukkig nog met doornatte mouwen en een smerige broek af; nat en met slijk bedekt kwam hij onder het raam van Babette; hier klom hij in de oude linde en begon de stem van den uil na te bootsen, want een anderen vogel kon hij niet nazingen.
Rudy zat daar bij de bloedverwanten van den molenaar, alsof hij ook tot de familie behoorde, en een glas werd er leeggedronken op het welzijn van den besten schutter; Babette klonk ook mee, en Rudy bedankte voor den toost.
«Maar Babette heb je nog niet!» zei de molenaar en klopte den jongen Alpenjager schertsend op den schouder. «Weet je het nieuwste nieuwtje al, dat er in den molen is?» zei de kamerkat tegen de keukenkat. «Rudy heeft ons het arendsjong gebracht en neemt Babette daarvoor in ruil. Zij hebben elkander een kus gegeven en hebben het den ouden molenaar laten zien. Dat is zoo goed als een verloving.
En nu stroomde de regen neer. «Waar zouden Rudy en Babette toch in dit onweer zijn?» zei de molenaar. Babette zat met gevouwen handen, met het hoofd in den schoot, sprakeloos van smart; zij weende, zij jammerde niet meer. «In het diepe water!» sprak zij bij zich zelve. «Diep beneden is hij onder den gletscher!»
Rudy draaide met Babette een paar malen in de rondte; daarop gingen zij hand in hand op de kleine bank onder de neerhangende acacia's zitten, keken elkaar in de oogen, en alles in het rond straalde in den glans der ondergaande zon.
Maar Rudy was niet in den molen, neen, wat nog erger was, hij stond vlak onder de linde. Er werd luid gesproken, het waren toornige woorden, er kon wel een vechtpartij, misschien zelfs moord en doodslag van komen. Babette deed in haar angst het raam open, riep Rudy en verzocht hem heen te gaan; want zij kon het niet dulden, dat hij daar bleef, zeide zij.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek