United States or Kosovo ? Vote for the TOP Country of the Week !


Folk-lore,” zegt Prof. Paul Alberdingk Thijm , „is op alle gebied de wapenkreet geworden. Wee dengene, die zich daartegen kant! Hij worstelt tegen den stroom. Folk-lore in de raadzalen! Folk-lore in de school! Folk-lore in alle kunstuitingen!” En zoo is het Folklore in engeren zin, dat wil zeggen, de wetenschappelijke behandeling van gewoonten, zeden en gebruiken, spreekwijzen en uitdrukkingen, liederen, sprookjes, sagen, legenden en voorstellingen, die voortleven in den boezem des volks, niet alleen eene moderne wetenschap, maar tevens eene wetenschap, die uitdrukking verleent aan den geest, die beantwoordt aan de behoeften des tijds. Immers: „men wendt zich weder tot de natuur; de volksaard wordt ondervraagd. Men spoort op waarin die bestaat, omdat men dien bijna had vergeten; men graaft oude legenden, sagen, spreuken uit het dikste stof en beoefent een vak, dat men met den nieuwen naam van Folk-lore bestempeld heeft, d. i. volkskunde, volkswetenschap.” Aan hare verhouding tot de tijdsomstandigheden dankt de wetenschap van het Folklore zonder twijfel hare rassche verspreiding. Met koortsigen ijver zette men zich in alle beschaafde landen aan het werk, om den schat van overleveringen op te teekenen, te schiften, te groepeeren, en met verbazende snelheid zag men allerwegen Folkloristische vereenigingen en bibliotheken verrijzen; en de naam der jonge wetenschap zelf

J. A. Alberdingk Thym zegt van dit verhaal: "De Nederlanders hebben de Heemskinderen bemind met eene trouwe, met eene ridderlijke, met eene Middeleeuwsche liefde, en niet alleen, toen zij aan de hoven der Vorsten, op de hooge burchten der Baanrotsen verkeerden, toen zij door dichters werden ingeleid, die slechts bij uitzondering de gouden sporen ontspanden, om de feestzaal te betreden, dichters, wien de harp in handen blonk, al dekte de hertogsgroet of gravenwrong hun kruin: neen, ook toen de Heemskinderen, als kermisgasten in roode en gele lompen gekleed, door den modder onzer pleinen en bruggen gevoerd, bij het orgel van een straatmuzikant hun armen ouden Beyaert kunsten moesten afdwingen nog toen bleef de liefdes des volks volstandig, nog toen beminden zij die eenmaal zoo fiere jongelingen op hun heldhaftig paard."

Eene zoodanige voorstelling mocht geldig zijn veertig jaar geleden: tegenwoordig laat hier te lande eene beschaafde vrouw, wanneer zij hare moedertaal spreekt, zich bij ongeluk niet de honderdste part uitheemsche en bastaardwoorden ontvallen, die sommigen onder onze taalkundigen, mijn vriend Alberdingk Thijm bijvoorbeeld, zich met opzet veroorloven.

Dominee Perk meende toen, dat 't misschien goed zou zijn, den ouden heer Alberdingk Thijm in den arm te nemen, maar ik vond, dat er dan heelemaal niets van terecht zou komen. En nogmaals ging ik naar Vosmaer en verzocht hem, 't toch in Godsnaam maar te doen omdat ik anders vreesde, dat Alberdingk Thijm 't in handen zou krijgen. Ik wist 't: Vosmaer was niet gesteld op de Katholieken. En: 't lukte.

Zoo komt van den mansnaam Bruno, de toenaam Bruning; van Nolt, een afgesleten form van den vollen naam Arnold of Aarnout, komt Nolting; van Albert komt Alberdingk, van Wolter komt Woltringh, enz. Zulke toenamen, op ing eindigende, zijn later ook in grooten getale, tot vaste geslachtsnamen geworden. Reeds de oude Grieken zelven gebruikten dit zelfde woord in dezen zelfden zin.

Inderdaad waren de Middeleeuwen het bloeitijdperk der legende, en de Middeleeuwsche legenden, met name de Marialegenden, liggen in voortreffelijke verzamelingen en besprekingen vóor ons. Ik noem hier slechts de namen van De Vooys allereerst, en verder van Alberdingk Thijm, Kronenburg, Kruitwagen, Honigh, V. Vloten.

Breedere uiteenzetting van verschillende beginselen ware geenszins onmogelijk geweest, misschien zelfs wenschelijk; de samenleving echter stelde, via den uitgever, zijn eischen aan den omvang van dit boekje. Ook is een poging om op één punt grondiger in te gaan mislukt, doordien de heer Alberdingk Thijm in de gelegenheid was, mij gedurende de voorbereiding van dezen herdruk te ontvangen.

In de Lettervruchten v. h. Taal- en Letterlievend StudentengenootschapMet Tijd en Vlijt”. Leuven 1892. P. ALBERDINGK THIJM, l. l., ib.

Sedert dien kunnen wij wijzen op de gedeeltelijke verzamelingen van Snellaert, J. F. Willems, De Cousemaker, Carton, Lootens en Feys, Jan Bols, Van Vloten, J. en L. Alberdingk Thijm en Blyau en Tasseel. Oud en nieuw, volkslied en kultuurlied, oude, bewerkte en nieuwe melodieën vindt men vergaderd in Coers' Liederboek van Groot-Nederland. Zie vooral Dr.

Men herinnere zich het schoone woord van onzen Alberdingk Thijm »dat Vondel, die alleen meer poezij in zijn ziel had dan al de nederlandsche dichters van zijn tijd.... zijn slechtste vaerzen niet heeft geschreven, nadat hij tot den Godsdienst van Isabella-Clara-Eugenia was te-rug-gekeerd."