Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 15 juli 2025
Gij ziet hier al wat onze adel luisterrijks bezit: die nu den boog spant is de Heer van Ligny: naast hem, de Heeren van Walcourt en Antogne: Henegouwen bezit geen kloeker ridders dan deze drie Baanrotsen: die jongeling met zijn blonden kroeskop is de Heer van Brederode, en die met hem spreken zijn twee gebroeders uit den huize Teylingen; die met het deftige uitzicht is een Haemstede: allen zijn aan het voormalige stamhuis vermaagschapt, en getrouwe dienaars van het tegenwoordige."
Zeven Baanrotsen, allen hoofden der edelste huizen in Willems Graafschappen, twintig Ridders, allen vermaard door hun heldenfeiten, werden door de handen van verachte dorpers verslagen.
Men zag er, wel is waar, de luchtige tilbury's, de prachtige landauers, de sierlijke caricles en de nog bevalliger Noord-Hollandsche sjeezen van lateren tijd niet heen en weder rollen: men zag er geen tallooze diligences over een gladden gemakkelijken straatweg de reizigers als met vleugelsnelheid door dien tuin van Europa voeren: men zag er geen nette, gewitte, vroolijke buitenverblijven elkander aaneengeschakeld achtervolgen: doch men zag er ook niet meer den luister van vroegere dagen, den prachtigen hofstoet der Graven en Baanrotsen, de jachtgezellen der Heeren van Wassenaar, van Teylingen, van Heemstede en van zoovele andere heerlijkheden, die zich in luisterlijken dos vereenigden, noch de luchtige nonnen der Rijnsburgsche abdij in een geestelijken tooi, met wereldschen opschik vermengd, verzeld van de galantste edellieden uit den omtrek, op kostbare paarden heen en weder dravend: de oude weelde was verdwenen: de weelde van latere dagen was nog niet doorgekomen.
Ach! weinig dachten zij, die moedige Ridders en Baanrotsen, dat de blijde disch, waarom zij zich onder luide gezangen en schaterende toejuichingen verzamelden, hun doodmaal droeg!
J. A. Alberdingk Thym zegt van dit verhaal: "De Nederlanders hebben de Heemskinderen bemind met eene trouwe, met eene ridderlijke, met eene Middeleeuwsche liefde, en niet alleen, toen zij aan de hoven der Vorsten, op de hooge burchten der Baanrotsen verkeerden, toen zij door dichters werden ingeleid, die slechts bij uitzondering de gouden sporen ontspanden, om de feestzaal te betreden, dichters, wien de harp in handen blonk, al dekte de hertogsgroet of gravenwrong hun kruin: neen, ook toen de Heemskinderen, als kermisgasten in roode en gele lompen gekleed, door den modder onzer pleinen en bruggen gevoerd, bij het orgel van een straatmuzikant hun armen ouden Beyaert kunsten moesten afdwingen nog toen bleef de liefdes des volks volstandig, nog toen beminden zij die eenmaal zoo fiere jongelingen op hun heldhaftig paard."
Zonder een woord te spreken, reed Willem naar den dijk, en, dien beklommen hebbende, zag hij uit zijn oogen het bedroevende schouwspel. Het waren de Baanrotsen van Merwede en Antogne, die, vroeger geland, door de gansche macht van Cammingha waren overvallen en op de vlucht gedreven. "Ontplooit de banier!" riep de Graaf, zich omwendende: "en voorwaarts! op die muiters aangerukt!"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek