United States or New Zealand ? Vote for the TOP Country of the Week !


De boom, die tijdelijk ten verblijve strekte aan Onze-Lieve-Vrouwe van Walcourt, is sinds lang ontbladerd: maar telken jare wordt op nieuw de herinnering gevierd van het mirakel, en groent op nieuw de legendarische linde op de eigen plek, waar de oude boom eenmaal stond.

Nevens een groot aantal aanzienlijke boerderijen en hofsteden, waar in aartsvaderlijke eenvoudigheid, van geslacht tot geslacht, brave en achtenswaardige landbouwersgezinnen hun leven sleten, verhieven zich in het dal enkele kleine steden, trotsch op haar sterke muren en wallen, haar torens en grachten, haar veilige ligging op de steile rots: Thurin, Walcourt, Fontaine-l'Evêque, Marchienne, Châtelet, Fosses; voorts eenige aanzienlijke vlekken, met recht fier op hun hooge oudheid: Gosselies, Gerpinnes, Fleurus.

Walcourt wilde juist antwoorden, dat dit wel een onmogelijkheid zijn zou; maar een plotselinge ongesteldheid, die hem overkwam, noodzaakte hem naar buiten te gaan: en weldra zagen Teylingen en Naaldwijk zich gedwongen, zijn voorbeeld te volgen.

Eene kleine wandeling brengt ons naar Walcourt, eene oude heerlijkheid, wier geschiedenis opklimt tot de elfde eeuw, en wier fraaie gothische kerk wijd en zijd beroemd is wegens het wonderdoende beeld van Onze-Lieve-Vrouwe, dat zij bevat.

"Ik, lieve Jonkvrouw!" antwoordde Deodaat: "een Ridder zonder land en goed, en wien men gisteren nog een deugdzaam paard ontstal, heeft het recht niet om te verlieven; anders had ik niet zoolang daarmede gewacht," voegde hij er met een beleefde buiging bij. "Nu verder," zeide Walcourt: "haar rijkunst....?"

"Wanneer ik sterven zal, is mij vrij onverschillig," zeide Walcourt: "zeg mij, zoo gij kunt, wie mij dooden zal," en, den staf met een vaste hand aangrijpende, stak hij dien in 't vocht. Meester Barbanera beschouwde een wijl de zich daarin voordoende gedaanten, en op eene er van wijzende, die naar een dorschvlegel zweemde, zeide hij: "De vilain ignoble fléau Vous occira sur le préau."

"Voor den duivel!" zeide Walcourt: "de Friezen zullen ons voor een koppel wilde eenden aanzien, als wij ons zoo aan hen vertoonen." "De Graaf had ook wel naar beneden kunnen gaan," bromde Teylingen: "zoo hij er vermaak in schept, doornat te worden, ik zie volstrekt niet, waarom wij onze plunje moeten laten bederven." "Durft gij het hem niet voorstellen?" vroeg een ander edelman.

Het eenige antwoord van den Ridder was een geweldige sabelslag; maar Adeelen, dien afwerende, verbrijzelde hem met zijn strijdkolf den rechterarm. "De linker blijft mij over!" riep Walcourt, zijn zwaard met de andere hand vattende. Maar op hetzelfde oogenblik zag hij een woesten boerenknaap op hem afkomen, met een dorschvlegel gewapend.

Hij zocht den Graaf van Holland: dien had hij tot zijn offer uitverkoren: op hem wilde hij de beleedigingen wreken, te Haarlem ondervonden. Terwijl hij, overal, brullende als een woudstier, naar hem zocht, ontmoette hij Walcourt, die, onthelmd en zonder schild, zich met het zwaard in de vuist een doortocht baande. "Waar is uw meester, gevloekte Henegouwer?" riep hij, hem herkennende.

Het smart mij genoeg, dat mijne zuster het Rijnsburger pak heeft aangetrokken en ik niet." "Dan ware immers de geheele adellijke jeugd wanhopend geweest," zeide Walcourt. "Geene vleierij! daar heb ik bijna evenveel afkeer van als van de nieuwe hoeden, welke de Gravin wil invoeren. Zeg mij liever, om weer op ons gesprek te komen, zal dat Friesche wonder hedenavond verschijnen?"