United States or Comoros ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij zegt tot Mansoer en Abbas, dat ze hier den nacht moeten doorbrengen, om mij den volgenden morgen vroeg te kunnen vergezellen. Maar hij geeft mij te verstaan, dat ze op de binnenplaats zullen slapen en dat ik alleen in de kamer zal wezen. Het zal wel goed zijn, dat ik den grendel verschuif, want "het vertrouwen!.... het vertrouwen!..." En hij schudt het hoofd...

Dat deed ik, en met zes vrienden, onder wie drie dames, huurden wij de Abbas Pacha, een groote en mooie boot met drie dekken. De huurprijs was 500 francs per dag alleen voor schip en bemanning. Wij moesten ons voor al het andere wenden tot den heer Capato, die ons een uitstekenden kok bezorgde, een europeeschen, en een soedaneeschen hulpkok, verder bedienden en al het noodige proviand.

Ik wist wat er komen zou. Veroorloof mij u eerst te zeggen wie zoo goed zal zijn tot u te spreken, zoo begon hij. Ik ben Hadschi Halef Omar Ben Hadschi Abul Abbas Ibn Hadschi Dawuhd al Gossarah. Mijn beroemde stam rijdt de beste Hassi-Ferdschahn merries der woestijn, en de krijgers mijner Ferkah dooden den leeuw met hun lans.

Ze springen en draaien en wringen zich, opdat de vervoering moge komen. Hun haren wapperen in den wind, hun oogen staan wild en de tamtam, zoowel als de doedelzak maken lawaai, om hun geestdrift aan te vuren. Achter hen verspreidt zich de menigte. Sedert ik bij Sidi Mohammed woon, is er een stille strijd aan den gang tusschen Mansoer en mijn bediende Abbas, om zich van mij meester te maken.

Ik had geen voorkeur, waar wij zouden heengaan; maar Joessoef Abbas, een geleerde Pers, dien ik te Odessa aan mij had verbonden, en die meer gereisd moet hebben dan iemand van zijn leeftijd, zei, dat we zouden kunnen logeeren bij een ambtenaar van de telegraaf.

Het tegenwoordige gebouw, dat, te oordeelen naar den koepel van aardewerk, uit den tijd van Shâh Abbas schijnt te dagteekenen, is zeker de plaatsvervanger van een zeer veel ouder monument: immers, volgens de overlevering, is deze plek reeds sedert overoude tijden eene heilige bedevaartsplaats.

Nu heeft Shah Abbas, de Koning van Perzië, mij uitgenoodigd om in zijne hoofdstad te komen en mij daar met wetenschappelijke werkzaamheden bezig te houden. Aan die uitnoodiging wil ik gehoor geven. Morgen vertrek ik naar Ispahan, en, zoo 't mij daar behaagt, denk ik er ook te blijven. Maar ik mogt niet van hier gaan zonder een afscheidsbezoek aan de laatste woning van mijn vorstelijken vriend.

Maar ik meen te hooren, als hij tot de buren spreekt, dat er sprake is van een armen Christen, dien men uit liefdadigheid heeft opgenomen, en dat kan niemand anders zijn dan ik. Op een morgen bracht Abbas mij buiten de stad door den Bab-el-Djedid, waarlangs een riviertje stroomt dat half verborgen is onder een overvloed van groen.

Dan hoor ik niets meer, en daar Abbas en Ibrahim aan het plukken zijn, ben ik geheel alleen onder de boomen op het gras en denk weer aan den verren tuin van bij ons thuis. Op een dag zei Sidi Mohammed tot mij: "Als gij mijn ezel wilt nemen en tot aan de vlakte van de wadi rijden, zult gij er de Engelschen polo zien spelen. Dat is een prachtig gezicht."

Abbas en Ibrahim, die verzoend zijn, dragen een kussen, tapijten, steenkool, thee, suiker, den theepot, glazen en een blad. We loopen door eenige donkere straatjes, gaan over de wadi, waar veel molens overheen staan, en we stijgen tusschen de muren tot den boomgaard van den vriend van Sidi Mohammed.