Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 17 juni 2025
Mansoer heeft zich toen doodeenvoudig als geneesheer gevestigd op den hoek van Fez-el-Djedid.
Ik laat een individu komen, van wien men mij heeft gezegd, dat zijn diensten mij nuttig zouden kunnen zijn, om mij te installeeren. Hij antwoordt op den naam van Mansoer, is een Christen, die mohammedaan is geworden en die niet voor zijn vroegere geloofsgenooten den haat gevoelt, dien zijn tegenwoordige medegeloovigen tegen hen koesteren.
De buitengewone gezanten, die op 't oogenblik te Fez zijn, logeeren in de weinige, gewoonlijk beschikbare huizen. De vriend van Mansoer voegt erbij: "Wees maar niet rouwig erom, als u dat misschien noodzaakt vroeger te vertrekken; de Mooren zijn een akelig volk, ik veracht ze!" "Waarom dat?" "Omdat het Arabieren zijn!"
Mansoer verzekert mij, dat het ook hem niet gelukt is, een huis voor mij te vinden, zelfs geen kamer in een arabische fondoek of herberg. Het is afgesproken, dat hij niet zal zeggen voor wien hij vraagt, want de Mooren zouden weigeren aan een Christen te verhuren.
Mansoer houdt mij staande in een nauw straatje van de mellah vóór een lage deur; als we den drempel over zijn en den hoop vuil bij den ingang hebben vermeden, volgen we een gang met een bocht, loopen over een plaatsje en treden binnen in een klein vertrek, waar een jood drank verkoopt; verboden alcoholisme is in Fez zeer verspreid, en de man vertelt mij, dat hij veel afnemers heeft onder de getulbande heeren.
Ze springen en draaien en wringen zich, opdat de vervoering moge komen. Hun haren wapperen in den wind, hun oogen staan wild en de tamtam, zoowel als de doedelzak maken lawaai, om hun geestdrift aan te vuren. Achter hen verspreidt zich de menigte. Sedert ik bij Sidi Mohammed woon, is er een stille strijd aan den gang tusschen Mansoer en mijn bediende Abbas, om zich van mij meester te maken.
Thuisgekomen, vernam ik van Mansoer, dat men hem had verteld, hoe ik gepoogd had, des avonds binnen te komen in de laantjes van den bazar, die verboden waren vanwege de nabijheid van Moelai Idriss, en dat een lastdrager mij had tegengehouden, mij met zijn touw had geslagen met de woorden: "Waar wil je heen?"
Na al die vergeefsche pogingen heeft Mansoer alleen nog hoop in een rijken inboorling, beschermeling van Europeanen, wien hijzelf, Mansoer, onlangs hulp heeft verleend. Wij gaan daar dus heen, beneden in Fez-el-Bali, achter de moskee van El-Karoeiyn. Sidi Mohammed ontvangt mij zeer vriendelijk en zendt dadelijk zijn bediende naar twee fondoeks. Er wordt geantwoord, dat alle kamers bezet zijn.
Koeltjes maakt de verkooper zich meester van de mand met doove kolen, die de neger droeg, en zet den klant op straat met de woorden: "Kolen zijn tegenwoordig duur; dit zal mij voldoende schadeloos stellen." Daarna brengt Mansoer mij bij een algerijnschen Turk, een van zijn vrienden. Hij weet geen onbezet huis, waar ik zal kunnen wonen.
Een andere kleine gebeurtenis toont aan, hoe streng de Mohammedanen hier zijn en Abbas in het bijzonder. Op een dag komt de bekeerde Mansoer bij mij op het uur van den maaltijd. Hij eet mee. Hij neemt een vork, maar Abbas rukt hem die uit de handen. Eten met een vork, dat is eten op de manier der Christenen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek