Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 27 juli 2025
Vroeger waart ge gewoon, bij het lachen als een haan te kraaien; bij uw wandelen als een leeuw te stappen; niet te vasten, dan dadelijk na den maaltijd; en niet treurig te kijken, dan als gij geldgebrek hadt; maar nu heeft een liefje u zoo veranderd, dat, als ik u aanzie, ik u nauwelijks voor mijn meester kan houden. VALENTIJN. En is dat alles in mij op te merken?
Neen, bij den Hemel! als ik u aanzie en bedenk, wanneer en hoe wij elkander den eersten keer weêr zullen ontmoeten, dan zou ik zelfs kunnen wenschen, dat ik een lid van uw veracht volk ware, dat mijne hand slechts met geldzakken en sjekels in plaats van lans en schild wist om te gaan, dat ik het hoofd voor iederen kleinen edele moest buigen, en dat mijn blik alleen schrikkelijk ware voor den sidderenden armen schuldenaar; dit zou ik haast kunnen wenschen, Rebekka, om in het leven bij u te blijven, en om het vreeselijk deel te ontgaan, dat ik aan uwen dood hebben moet!"
"Gij zijt onbillijk, Adeelen!" zeide Madzy, terwijl de tranen in haar lieve oogen blonken: "denkt gij, dat ik het gevaar, 't welk den vriend mijner kindsheid, mijn speelmakker, mijn broeder boven het hoofd hangt, met een onverschillig oog aanzie? Gelooft gij, dat ik zelve gestemd ben, dat gehate feest bij te wonen!
"Wie heeft u, dubbele ezel," vroeg hij, "verlof gegeven, zulk een kast op uw nek mede te nemen, wanneer gij de eer hebt, mij te vergezellen? Wilt gij, dat men mij voor een kokeler aanzie?" "Laat uwe Edelheid niet toornig op mij zijn," antwoordde Daamke, terwijl hij, voor slagen beducht, geheel achter het onderwerp van het gesprek wegschool.
Het zelve is bedekt met een ruwe, slymige en donkere huid, begint by de oogen, en geeft aan den kop eene driehoekige en platte gedaante; by dit lemmer zyn de twee voorste vinnen; boven de oogen bespeurt men twee wyde gaaten, welke ik voor de werktuigen van het gehoor aanzie, en niet, gelyk zommigen vooronderstellen, voor openingen, door de natuur geschikt, om 't water te doen uitspringen: recht daar onder is de bek geplaatst, die het voorkomen van een halve maan heeft, en geene tanden schynt te hebben.
Ik heb deernis met hen, als ik ze aanzie en dit naga.
Lang, lang geleden, heel in den beginne van ons toetreden tot elkaar reeds, heb ik den zusjes meermalen gezegd, gesmeekt, gebeden, zich van mij los te maken, zich niets, niets aan mij gelegen te laten. Wat ben ik, wie ben ik, hoogmoedige dwaas, dat ik kalm aanzie, rustig toelaat, dat de zusjes met mij medegaan?
"Dien?" vroeg zij terug, met zulk een overvloed van minachting, dat het een wonder is, hoe iemand dezen in vier letters met een vraagteeken bergen kan. Voorts trok zij de wenkbrauwen in een boog, op de manier, die zij wel meer over zich heeft, en die mij, als ik dan mijn zuster Trijn aanzie, altijd, ik weet niet hoe, dwingt, aan een koningin te denken. En zij ging voort te vragen: "Dien?
Wat mij aangaat, het is nooit zonder een gevoel van bewondering, maar ook van geheimen onwederstaanbaren afschuw, dat ik de bewegingen, nu verblindend snel, dan tergend langzaam, de slingeringen en wendingen van deze reusachtige werktuigen aanzie: hier, die in vliegende vaart rondwentelende raderen, wier tanden in elkander grijpen; elders die als in stomme wanhoop op en neer gaande zuigers; ginds die monsterachtige hamers, in staat om rotsen te pletter te slaan en toch soms zoo onmerkbaar, zoo huiveringwekkend zacht nederkomende, dat ge uw vinger op het aambeeld zoudt kunnen leggen zonder schade te ondervinden; al dat gedraai, gewoel en gewemel, dat u den indruk geeft van een levend wezen, van een of ander voorwereldlijk gedrocht, dat overal, naast u, achter u, voor uwe voeten, hoog boven uw hoofd, zijne tallooze armen en voelhorens en wonderlijke organen uitstrekt en in beweging brengt; met een gesnuif, als van eene benauwde ademhaling, met een verdoovend gesis en gefluit en gegons, met snijdende kreten als van een gemartelde op de pijnbank.
Je gaat zeker ook heen straks. Ja, straks. Zal je weer komen? Ja, ik zal komen... als ik kan. Ik ben anders bang van menschen, zie je! Vader zegt, dat ik niet deug, omdat ik de menschen nooit aanzie. Maar dat komt, omdat ik ze niet mooi vindt. Vindt jij de menschen mooi? Neen, meestal niet. Maar er zijn er toch die mooi zijn... en... wij zijn toch ook menschen? Neen, dat geloof ik niet!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek