United States or Laos ? Vote for the TOP Country of the Week !


Onze schildwacht gaat nog steeds voort met zijn eentonige wandeling; alleen schijnt zijn ongerustheid sterk te zijn aangegroeid. Zoëven heeft hij tot zichzelf uitgeroepen: »Het lijkt me, dat er iets verkeerd is. Als de brandwacht nog vijf minuten wegblijft, ga ik de Kommandant roepen."

Zoëven hebben zij zich verenigd rondom het huisaltaar in de wildernis. Hun dankoffer voor genoten zegeningen, hun gebed om bijstand, steun en kracht, is zoëven uit deze eenvoudige tent opgestegen, als wierook naar de zetel van de Hemelse Vader. »Kom vrouw," zei Uijs, »laten we ons ter ruste begeven. Onze plicht roept ons morgen bij het krieken van de dag. Toe Dirk! Ga nu ook slapen."

Ze ging het vuur in de stove opkoteren, zoodat het poefend te zoeven begon. Ze schonk de koffie in en naderhand een druppelken cognac, en ze dwong elkendeen mee te doen en te drinken. Johannes kon ook wonderlijk alle droefenis wegtingelen met 't gevleugel van zijne aardige woorden. Getweeën droegen ze behendig hun moeielijke take, en endelijk scheen alle groot verdriet verdwenen.

Zij was er inderdaad, in een houding van treurig peinzen op een stoel gezeten naast het venster, de wangen bleek en de ogen nog vochtig van tranen. Haastig, met uitgestrekte handen, kwam hij tot haar, omstrengelde haar het middel, kuste haar hartstochtelijk op mond en wangen. En plotseling, als daar zoëven bij zijn moeder en zijn zuster, barstte hij in een wild snikken los.

Uiterlik koel en kalm nam Uijs tans het woord en sprak: »Mijn broeders, tot weinige ogenblikken geleden, heb ik Hendrik Potgieter naar mijn eigen maatstaf gemeten, en gedacht in hem een billijk man te zien. Indien hij meent wat hij zoëven gezegd heeft, en daarbij beschouwd moet worden gezond van zinnen te zijn, dan heb ik me groteliks in hem bedrogen.

Maar de meesten hunner, alvorens het lager achter de kam van de hoogte uit het gezicht verdwijnt, wenden zich om in de zadel, en werpen een lange, laatste blik op de plaats, waar zij de dierbaren, uit wier armen zij zich bij het afscheid zoëven hebben losgemaakt, hebben achtergelaten. »Voorwaarts mannen! De zon zakt.

Ze vroeg niet naar een oorzake. Niets was bepaald. Ze baadde zoo in een streelende warmte, daaraan deugd hebbende en zonder verlangen voortgenietend. Haar bloed sloeg forsig omme en, in haren hals, tegen hare hooge krage, werd zij den sterken klop ervan gewaar. Ze stond meteen vóor 't donkere hekken. Ze hoorde de wind zoeven in de boomen van den hof. Alles brak, viel in haar.

Vluggelings viel om haar al wat bestond en blijvend zijn zou, en ze rees, grooter en sterker en moeder en Sebastiaan en het huis 't en raakte noch en deerde haar. Ze wou 't weere voelen zoeven langs hare wangen, ze wou heur haar los laten vlaggelen en ze wou luisteren naar 't geklapper van 't krakende geboomte....

De mannen begonnen reeds de ossen, span bij span, uit de grote troep te keren. De paarden van hen, die de tocht zouden beschermen, waren reeds gezadeld; maar nog gingen de zorgvolle huismoeders rond om te zien dat er niets werd achtergelaten; dat de ketel, waarin zoëven het water voor de koffie werd gekookt, niet in het kookscherm vergeten, maar behoorlik aan de langwagen was vastgemaakt.

Het storend incident van zoëven was vergeten; de ganse zaal, in geestdrift vervoerd, hing op dat ogenblik, zoals meester De Vreught het naderhand noemde, aan 's sprekers lippen. De heren knikten gewichtig met het hoofd, de vrouwen waren bleek van ontroering, moeder Massijn en Fietje barstten plotseling in tranen los.