United States or Israel ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het moedig gedrag van den Frieschen Zeekapitein JAN BINKES in die dagen is vermeld achter Aanteekening 23.

Wij bezitten nog van hem allerliefste minnedichtjes, door hem in zijn jeugd vervaardigd, en het grafschrift op den zeekapitein Cornelis Jansz., bijgenaamd het Haantje, dat nog in de Oude Kerk te Amsterdam op diens graf te lezen staat en aldus luidt: Hier rust de helt, die van zijns vijants schepen In sevenmaal quam seven vlagghen sleepen, En gaf voor 't laatst op twee so dapper vonck Dat 't eene vloot en 't ander bij hem sonck.

’t Is bij mijn ziel om te stikken,” riep de oude zeekapitein, terwijl hij een lachtraan uit zijn bakkebaard wischte. „Jelui bent allebei groote kinderen, hoor! ’t Is waarachtig alsof er een sterfgeval in de familie is: dáár zitten me nu twee groote menschen met gezichten van een el lang te lamenteeren over een mormeldier, een monster, een schuinsmarscheerder, die ’t verzuipen niet waard is. Ben jelui wel goed frisch, allebei?

Het ministerie werd ten slotte voltallig door den zeekapitein Cohen Stuart voor Marine, generaal Staal voor oorlog en voor Waterstaat door den heer Kraus, beroemd ingenieur en professor en rector-magnificus aan de Technische School te Delft, die deze benoeming niet aanvaardde dan onder de voorwaarde om in Chili de belangrijke werken te mogen uitvoeren, welke de regeering van dat ver-verwijderd land hem had opgedragen.

's Avonds in een Koffijhuis te Toulon, ontmoetten wij onzen reisgezel den Zeekapitein, hij was met het kruis van het Legion d'honneur versierd, en had zeer veel bekijks; want hij was de eenigste onder een menigte Officieren, die het had, en men was nog niet gewoon, sommigen hoorde ik 'er mede spotten, en andere 'er over morren; waarschijnlijk veelal uit misnoegen en afgunst; want menig een meent dan ook al, dat zijn Uil een Valk is.

"'T staat u waarlijk fraai, Huib, zoo'n armen knaap te bespotten omdat zijn vader en moeder een soort van ongeloovigen zijn! En doet ge dat spulletje alleen?" "Welneen, Moeder! Daar heb-je Marten, den zoon van Herbert Martensz. Tromp, den zeekapitein, die is altijd haantje de voorste!" "Dat wil ik wel gelooven! Wat er van dat jongsken worden moet, dat en weet ik niet.

Zorg dat je koers houdt,” riep vroolijk lachend de oude zeekapitein, toen hij zag, dat ’t jonge mensch zijn standplaats bij den fauteuil verliet en naar Marie, die van de canapé haar armen naar hem uitstrekte, kwam toewaggelen. „Hij is er! Dat’s ’n kerel als Cats.

Met een niet benijdenswaardigen trek van schaapachtige verwondering, dubbel dwaas op zijn door de zon verbrand gelaat, zag oom Harmsen zijn nichtje na, dat terwijl hij sprak al bleeker en bleeker werd en zich plotseling omdraaiend de slaapkamerdeur insnelde, gevolgd door Frits, die, zonder zich om het verbaasde gezicht van den zeekapitein te bekommeren, de deur achter zich sloot en zijn vrouwtje, dat met haar zakdoek voor de oogen op de causeuse was neergevallen, zacht en sussend toesprak, terwijl hij haar schouders liefderijk omvatte: „Kom, Marie! wees niet dwaas; trek je zoo’n grof woord van oom Harmsen niet zoo aan.