Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 29 juni 2025


Niet zelden leefden de verschillende neringen eener zelfde gemeente in onmin met elkander. In 1345 leefden te Gent de vollers, wevers en de kleine neringen in volslagen vijandschap. De haat der ambachtslieden onder elkander was zoo hevig, dat zij, zooals het vorige verhaal ons leerde, elkander gewapend aanvielen en afgrijselijke broedermoorden pleegden.

Adolf van Nieuwland kwam bij de Dekens, en verzocht hen voor de Veldheer te verschijnen; zij gehoorzaamden en gingen langzaam tot bij de ridderstoet. Op het gelaat van de Deken der wevers was geen blijdschap te lezen.

Het gemeen, dat volgde, zegde: 't Is een ongemeene wreedheid, dien armen jongen voor zulk een gering vergrijp ter dood te veroordeelen. En de wevers, die daar in groote menigte onder de wapens stonden, zegden: Wij zullen Uilenspiegel niet laten hangen; dat is in strijd met de costume van Oudenaarde. Doch men kwam aan het galgeveld.

Maar ik beroep u, broederen, blijft met mij en wij zullen allen als echte Vlamingen sterven. Beziet de grond die uw voeten raakt, daar sneuvelden de Macecliers, onze vaderen! Zegt nu, dit is mijn graf! Ja dit zij ons graf en dat der Fransen. Onze dood blijft de laffe wevers een eeuwige schande. Wie geen beenhouwershart heeft, mag naar huis gaan. Laat horen, wie strijdt met mij tot de dood?"

Meer dan gij denkt; want er is geen enkele beenhouwer die ergens handen wil aansteken, en er staan driehonderd wevers voor het Pand naar u te wachten. Wat mij aangaat, mijn armen moeten lam worden indien ik iets ertoe doe. De Goedendags staan gereed, de messen zijn geslepen enzovoorts. Gij weet wel, Deken van de wolwevers! wat dit onder mijn ambacht zeggen wil."

Dan zijn de menschen, en wel vooral de bewoners van arme gewesten, die geen andere bezittingen hebben dan hunne korenakkers, genoodzaakt ernstige maatregelen te nemen tot verdediging van hun eigendom. Behalve van de menschen hebben de Wevers ook veel te lijden van de Edelvalken en Sperwers, die in hun vaderland zoo talrijk zijn.

Op Donderdag den 18en April was die vergadering uitgeschreven en op dienzelfden dag was ons ook een particulier onderhoud met Z. Exc. den gouverneur-generaal toegestaan. Reeds vóór acht uur 's morgens stonden de heer en mevrouw Wevers Bettink met hun auto voor de deur om ons naar Buitenzorg te brengen, waar wij even vóór tien uur aankwamen.

De tegenwoordige "oude-heer" erfde van z'n vader 'n handel in Oostindische lynwaden, en trok zich uit de "zaken" terug toen de amerikaansche katoen zich meester maakte van de markt, en engelsche wevers en drukkers van 't fabrikaat.

Zij vochten met een ijselijk gedruisch, en de sterken verslonden de zwakken, tot bewijs dat de Dood uit het Leven en het Leven uit den Dood komt. En uit heel de wemelende, dichte, verwarde menigte van geesten steeg een gedruisch op, dat leek op het dof gerol van een verren donder en het gerucht van honderden wevers, vollers, slotenmakers, die samen aan den arbeid zijn.

De tegenwoordigheid van een onbekende ridder boezemde hun het grootste mistrouwen in, ook bezagen zij Deconinck alsof zij een spoedige verklaring eisten. De Deken der wevers kwam te midden onder hen en sprak: "Mijne heren, ik breng u de grootste vijand der Fransen, de edelste ridder van Vlaanderen.

Woord Van De Dag

muggenbeten

Anderen Op Zoek