Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 8 juni 2025
Deze beide laatste namen komen meest in de vlaamsche gewesten voor. Zy vertoonen niet slechts eene verouderde spelwyze, maar tevens eenen byzonder-vlaamschen en byzonder-frieschen form van dit woord. Zie De Bo, Westvlaamsch Idioticon op het woord koekoek, koekuit. De jeugd in Friesland zingt nog een rijmke, dat begint alzoo: »Koekuut! de broek uut.", enz.
Het algemeen karakter van deze werken der tweede soort leeren wij al dadelijk kennen uit dit drietal: Dietsche Doctrinael, in 1345 door een onbekend dichter te Antwerpen voltooid; Nieuwe Doctrinael, samengesteld, misschien in 1351, door JAN DE WEERT, chirurgijn te Yperen; Spiegel der Zonden, het werk van een Westvlaamsch dichter der 14de eeuw . Alle drie zijn leerboeken van practische zedekunde; zij geven eene uiteenzetting der onderscheidene deugden en ondeugden, van de middelen waardoor men de deugden kan aankweeken en de ondeugden tegengaan; de twee laatste lichten dat alles gaarne toe met voorbeelden, zij wijden zich zoowel aan den opbouw van het persoonlijk zedelijk leven als aan dien van het huiselijk en burgerlijk leven.
Ze ontving alle boodschap met een vriendelijk glimlachje en sprak iemand nooit anders aan dan in den derden persoon. Ze had uiterst leelijke handen, met omkrullende vingers, en hoekige kneukels. Ze bracht die gedurig bij malkaar, in profijtelijke houding, boven haren buik en wreef ze trage overeen, al schattend somtemets met vierkante nagels. 't Was een Westvlaamsch meisen.
Trouens, d' overeenkomst tusschen westvlaamsch en friesch is, ook in menig ander opzicht, merkweerdig groot. Naast den westvlaamschen geslachtsnaam Bellynck hebben wy den frieschen maagschapsnaam Bellinga.
Guido Gezelle, Loquela, Rousselaere, 1881 en vervolgens. L. L. De Bo, Westvlaamsch Idioticon. Brugge, 1873. J. Soutendam, Een wandeling langs Delfts straten en grachten. Delft, 1882. J. P. Blok, Eene hollandsche stad in de middeleeuwen. Leiden, 1883. J. Ter Gouw, Amsterdamsche kleinigheden. Amsterdam, 1864.
Driesch of dries is een zuidnederlandsch woord, dat in verschillende gewesten eene eenigszins verschillende beteekenis heeft. Meestal beduidt het een met gras begroeid stuk land, waar op boomen staan en waar het vee zynen vryen loop heeft. Zie De Bo, Westvlaamsch Idioticon, op het woord dries. Men vergelyke ook den geslachtsnaam Optendrees, in § 96.
Toen de vogels gekleurd werden, verhaalt een Westvlaamsch sprookje, en O.L. Heer bij den distelvink kwam, was Hij al zijn verven kwijt. Daar stond nu het arme vogelken te klagen en te jammeren, zoo dat Ons Heer deernis met het beestje kreeg. Hij ging nu van vogel tot vogel, nam van elks veeren een ziertjen af en schilderde dat op de veeren van het distelvinkje.
Zoo als men zien kan aan dezen als voorbeeld vermelden ouden geslachtsnaam Hwytnyngha, die in de hedendaagsche spelling als Witteninga zoude geschreven worden, werd oudtijds in Friesland de i van den uitgang ing, in dit geval inga, ook wel als eene y geschreven en gesproken, even als in het hedendaagsche Westvlaamsch.
Tal van mannen en vrouwen, die tot den adel behoorden, lieten zich in den geestelijken stand opnemen. Een Westvlaamsch auteur der 14de eeuw gaat zelfs zóóver dat hij zegt: Van vier moneken sijn die drie Gheboren van groten maghen. In de geestelijke ridderorden waren beide elementen der toenmalige maatschappij vereenigd.
Over spelling en taalgebruik heeft hij zich duidelijk uitgelaten. Hij betreurde, dat Gezelle "Westvlaamsch schreef" en heeft tegen particularisme geijverd. Nochtans ben ik er dikwyls afgeweken, wanneer de zachtheid of harmony zulks vereischte.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek