Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 15 juni 2025
Bovenal mogen wij niet vergeten, met dankbare hulde de namen te noemen van vier pausen uit den laatsten tijd, die, niettegenstaande tegenspoeden en hinderpalen van allerlei aard, het groote werk hunner voorgangers waardiglijk hebben voortgezet, en bekroond en zich reeds alleen daardoor aanspraak hebben verworven op den dank en de bewondering van allen, die kunst en waarachtige beschaving liefhebben.
En als ware dit oorverdoovend rumoer nog niet voldoende, om waardiglijk de nederlaag van den Lumeçon te vieren, schieten de pompiers op hunne manier ook deel genomen hebben aan den strijd, door peletonsgewijze elkander te chargeeren en op elkaar te schieten nu allen te zamen hunne geweren af.
Menschen met gevoel behoorden echter te bedenken, dat een opeenvolging van vermakelijke tooverlantaarnplaatjes niet hetzelfde is als een ernstig kunstwerk en indien iemand het Evangelie van Christus waardiglijk wil verkondigen, dan moet hij ernstig overwegen en van zijn hoorders nadenken eischen.
En als ware dit oorverdoovend rumoer nog niet voldoende, om waardiglijk de nederlaag van den Lumeçon te vieren, schieten de pompiers op hunne manier ook deel genomen hebben aan den strijd, door peletonsgewijze elkander te chargeeren en op elkaar te schieten nu allen te zamen hunne geweren af.
Plotseling zag hij de broeders van de Goede Tronie, in groote staatsie, met vaandel, fluit, bazuin en tamboerijn, in het binnenhof komen; zij droegen waardiglijk den naam van hunne broederschap. Daar zij hem nieuwsgieriglijk bekeken, zeiden de vrouwen dat het een pelgrim was, dien ze op den weg ontmoet en meegebracht hadden naar 't festijn, omdat zijne tronie haar aanstond.
Welnu, de gebroeders Melvill zouden waardiglijk overgebracht hebben kunnen worden op de met verf bekladde zinken platen, die boven de tabakswinkels in den wind krassen. Zij snoven zooveel en zelfs meer dan iemand, wie ook, aan deze of gene zijde van de Tweed. Maar, kenmerkende bijzonderheid, zij bezaten slechts één snuifdoos, die evenwel bijzonder groot was.
En voorts vergete men niet, dat het ook niet de volgroeide geleerde is die het proza der Vita Nuova schreef, maar juist de nog ongeleerde en daardoor tot geleerdheidsvertoon geneigde beginneling; de jonge man, die wel graag Latijnsche auteurs aanhaalt en ook zelfs wel een brief in die taal weet te schrijven, maar wien het toch veel moeite kostte Boëtius en Cicero te lezen; die over Ptolomaeus spreekt zonder diens stelsel goed te kennen en die aan het slot van zijn boekje zelf zòò diep gevoelt dat hij eerst nog "veel studeeren" moet alvorens hij zijn liefde waardiglijk zal kunnen opvoeren tot de verheerlijking en dienst van haar, zijn Beata Beatrix, zijn ideaal van Schoonheid en Deugd en ook ons aller goddelijke troosteres en leidster, hoe wij haar ook noemen.
Ik heb mij als levensdoel gesteld, aan uw vereerend vertrouwen naar mijne krachten waardiglijk te beantwoorden. Geene poging hiertoe zal onbeproefd blijven; maar dikwijls, ik gevoel het, zal ik uwe welwillende ondersteuning hiertoe moeten inroepen.
Na den krijg dier verschillende gedachten geviel het dat de Allerlieflijkste ergens kwam, waar vele edele dames vereenigd waren; naar welke plaats ik werd medegenomen door eenen vriend, die geloofde mij een groot genoegen te bereiden door mij te brengen waar zoo vele vrouwen hunne schoonheid toonden. Waarop ik, ternauwernood wetende waarhenen ik geleid werd, mij toevertrouwende aan dien man die intusschen zijnen vriend aan de uiterste grens des levens bracht tot hem zeide: "Waarom zijn wij tot deze vrouwen gegaan?" Daarop antwoordde hij: "Om te zorgen dat zij waardiglijk gediend worden". En de waarheid is dat zij daar bijeen waren om eene edele dame gezelschap te houden, die dien dag gehuwd was; aangezien het, volgens gebruik in de bovenbedoelde stad, betaamde dat men haar gezelschap hield bij den eersten maaltijd dien zij nuttigde in de woning van haren jongen echtgenoot. Zoodat ik, geloovende mijnen vriend een genoegen te doen, mij voornam dezen vrouwen, die haar gezelschap hielden, van dienst te zijn. En toen ik dit juist besloten had, leek het mij als voelde ik eene vreemde siddering beginnen in de linker zijde van mijne borst en zich plotseling over alle deelen mijns lichaam uitbreiden. Toen, zegge ik, leunde ik mij onmiddellijk tegen eene muurschildering, welke de zaal omgaf; en vreezende dat anderen mijne siddering zouden hebben opgemerkt, sloeg ik de oogen op en naar de vrouwen ziende, ontwaarde ik onder hen de lieflijke Beatrice. Toen werden mijne geesten zoodanig overweldigd door de kracht welke de Liefde verkreeg, ziende zich in zoo groote nabijheid dier allerlieflijkste Vrouwe, dat geen meer in mij leven bleven dan alleen de geesten des gezichts; en zelfs deze bleven nog buiten hunne werktuigen, omdat de Liefde in hunne verheven plaats wilde huizen, ten einde die wonderbare Vrouwe te kunnen zien. En ofschoon ik een ander was dan eerst, bedroefde ik mij toch zeer over die geestjes, die luide jammerden en zeiden: "Als deze ons niet aldus uit onze plaats gebliksemd had, zouden wij nu daar het wonder dier Vrouwe kunnen aanzien, zooals de anderen, onze gelijken, doen". Ik zeg dat vele dier dames, mijne verandering hebbende opgemerkt, zich begonnen te verwonderen; en pratende spotteden zij over mij met de Allerlieflijkste , waarop mijn argelooze vriend, dit bemerkende, mij bij de hand nam en, mij leidend uit het gezicht dier dames, mij vroeg wat ik had. Hierop rustte ik eene pooze, en nadat mijne doode geesten weder waren herrezen en de verdrevene weder tot hunne plaatsen waren teruggekeerd, zeide ik tot mijnen vriend deze woorden: "Ik heb mijne voeten gezet in dat deel des levens, vanwaar men niet weder kan terugkeeren, al wilde men." En ik nam afscheid van hem en trok mij terug in de kamer der tranen, in welke ik, weenende en beschaamd, tot mijzelven zeide: "Als deze Vrouwe mijnen toestand kende, ik geloof niet dat zij aldus mijn uiterlijk zou bespotten, maar ik geloof veeleer dat zij diep medelijden er mede hebben zou." En aldus klagen blijvend, nam ik mij voor woorden te spreken waardoor ik, mij tot h
De Zeeuwsche Admiraliteit getuigde van hem , »dat hij begaafd was met vele uitmuntende hoedanigheden, om zijne betrekking van Luitenant-Admiraal waardiglijk te bekleeden, en dat hij in de uitvoering daarvan menigvuldige bewijzen gegeven heeft, niet alleen van soldaat- en zeemanschap, maar ook van goede orde en conduite, mitsgaders van prompte expeditie."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek