United States or Bouvet Island ? Vote for the TOP Country of the Week !


Deze laatste vermaning scheen bijzonder te werken, want Vuurhart vroeg: "Tot hoe ver moeten wij met u meegaan? Waar zijt gij van plan naar toe te rijden?" "Ik zou u uit voorzichtigheid een leugen kunnen wijsmaken," antwoordde Old Shatterhand. "Maar dat acht ik beneden mij. Als wij zien, dat gij eerlijk zijt, zullen wij u slechts één dag bij ons houden.

"Ontsla mij dan van de boeien; dan kan ik de pijp stoppen." "Dat is niet noodig. Gij zijt gijzelaar en moet geboeid blijven. Ik zal zelf de calumet stoppen, en die aan uw lippen brengen." Vuurhart vond het maar beter, in het geheel niet meer te antwoorden. Ook deze beleediging moest hij verduwen, omdat zijn leven er bij op het spel stond.

Daar stonden twee Roodhuiden, die een paardedek vasthielden, ieder aan een der bovenpunten, zoodat het als een loodrecht voorhangsel tusschen hen in hing, dat in kort op elkander volgende, maar verschillend afgemeten tusschenruimten tijds door hen op en neer werd getrokken. Achter hen zag men het schijnsel van een vuur. De twee Indianen spraken met Vuurhart.

Old Firehand en Old Shatterhand wisten dadelijk wat er aan de hand was; maar zij deden alsof zij niets bemerkten; zij lieten het ontraadselen van die teekens aan Winnetou over, die, als geboren Roodhuid, daarin nog knapper was dan zij. Het telegrapheeren duurde wel vijf minuten lang, en gedurende al dien tijd waren de oogen van Vuurhart niet van de plek af, waar de twee Indianen stonden.

Maar deze was even vlug, om zijn blik ter zijde te wenden, en te doen alsof zijn gansche opmerkzaamheid gevestigd was op de afwisselende kleurschakeeringen, die de maneschijn te voorschijn tooverde op den waterspiegel van het meer. Vuurhart voelde zich gerustgesteld. Doch Winnetou ging langzaam naar Old Shatterhand en Old Firehand.

Toen gingen die twee van elkander af; zij waren klaar met hun mededeeling, en hadden hoegenaamd geen vermoeden, dat zij door hun tegenstanders bespied en begrepen waren. Vuurhart merkte nu pas, dat Winnetou vlak achter hem stond. Dat deed hem ontstellen. Hij keek schielijk om, ten einde te zien, in welke richting de oogen van den Apache gingen.

Zoodra zij met het dek begonnen te exerceeren, trad Winnetou eenige schreden ter zijde, zoodat hij te staan kwam vlak achter Vuurhart, aan wien die teekens geadresseerd waren.

"Om ons in te sluiten tusschen hen en de Utahs, die in het Hertendal kampeeren." Het was duidelijk aan Vuurhart te zien, dat hij schrikte. Maar hij herstelde zich dadelijk, en zei: "Mijn blanke broeder heeft dat waarschijnlijk gedroomd. Ik weet niets van alles wat hij zegt." "Lieg maar niet! Wij hebben zeer goed de teekens gezien, die de twee jonge hoofdmannen u met het dekkleed gaven.

Vuurhart kon het niet van zich verkrijgen langer te zwijgen; hij wendde zich tot Old Firehand: "Wat zijn dat voor mannen, die vóór ons hier gereden hebben?" "Ruiters," antwoordde de gevraagde kort. "Waar zijn die naar toe?" "Dat weet ik niet." "Waarom maakt gij hun spoor onleesbaar?" "Om uw krijgslieden." "Om mijn krijgslieden? Wat hebben die met dat spoor te maken?" "Zij zullen het niet zien."

In de pauze, die daardoor ontstond, hadden de blanken gelegenheid, om alles wat men hun geroofd had weer in bezit te nemen, want er was er niet een onder hen, die niet het een of ander nog miste. Eindelijk noemde Vuurhart vijf namen, en zij, die deze namen droegen, moesten aantreden, maar zonder hun wapenen. Zij kwamen, en gingen op den grond zitten, om af te wachten wat er nu volgen zou.