Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 2 juni 2025


Op 't groen en wit pompadour van d'r japon plakken de groote, dikke, bruin-zwarte vingerstompen, waarvan de nagels in vleeschelijke verwording zijn. Zij kijkt neer naar zijn stalen horlogeketting, waaraan 'n hondenmedalje bengelt. Hij kijkt naar den zwarten kam in d'r blonde haarknot. Z'n vest zit strak gespannen om z'n pootig bovenlijf.

Het groote gevaar van het zelfvernietigingsgevoel lag in de conclusie, waartoe evenzeer de Indische als sommige christelijke mystieken kwamen, dat de volmaakte schouwende en minnende ziel niet meer zondigen kan. Immers, opgegaan in God, heeft zij geen wil meer; slechts het goddelijk willen is gebleven, en waarin zij ook de vleeschelijke neigingen volgen, daarin is geen zonde meer.

"Dat is gelogen," riep de monnik driftig, "hij sprak geen enkel woord!" "Ha, ha! broeder Tuck," zei de minnezanger, den monnik ter zijde nemende; "wij hebben een nieuwen haas opgejaagd, zooals ik zie!" "Ik zeg u, Allan-a-Dale," hervatte de heremiet, "ik heb Athelstane van Coningsburgh even goed gezien, als ooit vleeschelijke oogen een levend mensch gezien hebben.

Een zeer belangrijk en interessante bepaling uit de Criminal Law Amendment Act 1885 is art. 8. Gestraft wordt hij, die een vrouw of meisje tegen haar wil in een bordeel houdt, of in een huis met 't oogmerk, dat zij "unlawfully" vleeschelijke gemeenschap heeft met een man.

En de Reuzen uit geestelijke en vleeschelijke wezens geboren, zullen op aarde Boze geesten genoemd worden, en hunne woning zal boven de aarde zijn." Dit zal volstaan mogen, om te doen blijken, dat de grond dezer Fabel niet uit mij gesproten is.

Hij was nu lidmaat en lag voor zijne eigene rekening; in haar huis werd de Heere gediend en hij behoefde het niet daarbuiten te zoeken als hij ten goede wilde, zoo niet, dan was het beste lijdelijk af te wachten, wat er over hem beschikt was, daar vleeschelijke hulp toch niet baten zou, dat wist zij maar al te goed.

Er was te Brugge, op de Steenkappersrei, omtrent het Minderbroedersklooster, een huis bewoond door eene vrouw, genoemd Kalle de Naeyer, welke aan de meidekens kost en onderricht gaf, tegen een karolusgulden per maand: Broer Cornelis kon bij Kalle de Naeyer binnen, zonder oogenschijnlijk uit zijn klooster te komen, het was in dit huis dat ik ging, in een kleine kamer, in dewelke hij zich alleen bevond; daar gebood hij mij, hem al mijn natuurlijke en vleeschelijke neigingen te zeggen; eerst durfde ik niet, maar ten slotte gaf ik toe: ik weende en zeide hem alles.

Naarmate men de kuischheid vereert, moet men noodzakelijkerwijze de niet-kuischheid het zwichten voor den drang der vleeschelijke zinnelijkheid zien als iets minderwaardigs, dat van de bovenaardsche dingen afleidt en daarmee eigenlijk onvereenigbaar is.

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek