United States or Réunion ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij zag de dorpelingen voor hem uit den weg gaan, ze lieten hem alleen in de herberg waar hij binnenkwam, ze vermeden hem aan te spreken de leute en 't gelach hielden op waar hij zich vertoonde ... en de boomen en 't gras en de vruchten groeiden en de zon schong daar zoo allemachtig onverschillig over, dat Verlinde zijne eigene zaak zoo klein vond, iets dat lang geleden en uitgewischt was.

Verder ademde Verlinde onbewust de frischheid op van den koelen avond en binst dat de dauw als eene dunne droomwolk, wijd onder de stil-innige manelucht neerviel, kwam in hem de herinnering aan dienzelfden avond van verleden jaar: toen ze beiden nog bevriende gebuurs waren, hij en Vanhoutte, en op morgen samen naar den eigenaar hun pachtgeld droegen ... dat was hun jaarlijksche uitgang, een blijdag in 't eentonig boerejaar, waar ze naar verlangden als naar de groote kermis.

Eindelijk gerochten alle twee de boeren los, ze praatten elk al zijnen kant met Vandoorn, maar onderling bezagen ze malkaar niet. Verlinde bestelde op zijne beurt ook drie pinten. Op onze gezondheid! riep de koopman, goed zoo makkers! De glazen tikten tegeneen.

Ho, Dolf! riep hij ineens. Hij hoorde 't zoo duidelijk nu als van een mensch uitgesproken, en eer hij 't zijn handen vast bevolen had, snokten ze 't zeel en Dolf, de gezapige os, stond palstil te wachten. Verlinde wist nu eigenlijk niet wat hij er van houden moest. Freê, zegt ge entwat? De oude knecht rekte den hals lang uit bezijds de kar en: Ik, neen-ik, boer.

Drie kraamtenten en een peerdjesmolen stonden toegedekt onder grauw lijnwaad en 't geraamte van eene kiosk praalde verlaten, met papieren lanteerns versierd, te midden de dorpsplaats. Al de kermisvierders waren weg en sliepen zwaar. Verlinde was de eenig levende vent en hij ging dwars 't dorp door, zonder één kerel te zien of een schreeuw te hooren.

Daaruit staken de hooge boomstammen hunnen zwaren kruinenbos en over de schuine stroodaken gleed in effen blinklicht, de zachte, zuivere maneschemer. Omhoog was 't één reine ijlte den hemel vol blauw en wolkenrust. Verlinde wachtte tot dat Trezia uit den stal zou keeren, hij trok eerst de horlogieklompen op en kwam weer bij 't venster.

Hij legde nieuw hout op het heerdvuur, ging zijnen wandelstok halen uit de horlogiekast en zette zich in den helderschijn van de houtvlam den koperen minsel en de kruk te poetsen. Trezia vond hem daaraan doende als ze binnen kwam en met 't eerste opkijken wist ze reeds wat het te beduiden was; maar Verlinde hief haastig het hoofd.

Verlinde zat geleund op zijnen wandelstok, lokte aan zijne pijp en binst dat zijne oogen het pintenrek en den disch bekeken en de veilingsbrieven lazen aan de wanden in de herberg, waren zijne gedachten te huis in de doening op zijn land hij herleefde in zijn geheugen den dag voor die verkooping, als hij staan praten had met Vanhoutte; hij hoorde zijne eigene woorden nog: ze bespraken de zaken als fijne vossen die bevriend zijn en malkaar helpen willen waar 't den een den ander niet schaden kon.

Voorbij Vanhoutte's hof hield Verlinde den stap in om geen gerucht te maken. Hij vestigde de oogen starlings op de poort, in de vrees elke stonde den boer te zien buitenkomen, 't Was er al gesloten nog en in slaap; de warme stalreuk stoorde sterk in de zuivere, frissche lucht.

Hij was alleen in de koele gelagkamer, zette zich aan tafel bij het venster en vroeg koffie aan de vrouw, die met opgesloofde mouwen, heur handen afdrogend aan den voorschoot, van heur bezigheid uitscheidde. Zoo aanstonds begon zij met luide stem te kouten over 't warm weer van de vruchten en van 't nieuws en de menschen uit 't dorp, die Verlinde niet kende.