Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 31 mei 2025


Hoor slechts het kortere der beide daar geplaatste, in 't nog bange jaar 1673 vervaardigde gedichten in zijn geheel, en het slotcouplet van het andere. Op de verkoopinge der Italiaansche Schilderyen, ten huize van Geeraert Uilenburg, Schilder. Noch spant de Schilderkunst de kroon by brave Heeren, En zwicht voor onverstant, noch geen grimmas van Nijt.

Dies hoe de krijgselende treffen, De schilderkunst mag 't hooft verheffen. Wij leeren uit de bovenstaande verzen, dat Uilenburg, reeds in 1673, handel in schilderijen dreef, en wel, in weerwil dat de oorlog nog woedde, met voordeeligen uitslag: wij vinden ook, dat hij, in het opschrift van 't eerste gedicht, "schilder" wordt genoemd: en werkelijk had hij in zijne jeugd het penseel gehanteerd.

Griffier haalt adem; want de uitspraak van den gevreesden kunstkenner is over 't geheel gunstig. Maar wie is die Uilenburg, die hier over de waarde of onwaarde van de aanwezige kunstgewrochten beslissen moet? Wie hij is, lezer? Sla Vondels Poëzie op, bij voorraad nog de 4o. uitgave, Deel I bladz. 378, Deel II bladz. 372, en gij zult reeds eenigszins op de hoogte komen.

"Welkom, sinjeur Gerrit Uilenburg!" zegt de vader des huisgezins, deze reis niet in 't Engelsch, maar in een Hollandsch, waarvan hem de uitspraak terstond als een echten Amsterdammer kenmerkt: "dat is braaf van je, dat je me zoo terstond komt opzoeken."

"En dit, Sinjeur Uilenburg?" vraagt Pancras, op een klein schilderijtje wijzende, dat een paard voorstelt bij eene herberg: "dat is toch stellig niet van dezelfde hand." Men lette op het Sinjeur.

't Is om nooit te vergeten. "Van uw zoon?" herhaalt Pancras, verbaasd: "Sinjeur Uilenburg, is dat geloofbaar?" "Ja Edel Achtbare!" antwoordt deze: "als de man het zelf erkent!.... ik zou het trouwens bij nauwlettender onderzoek wel gemerkt hebben. Mijne oogen worden er niet beter op met de jaren, en zoo meende ik, bij den eersten opslag, dat ik een Wouwerman vóór mij had.

Val er den goeden sinjeur Uilenburg niet te hard om, lieve lezer! hij spreekt alleen het gevoelen uit, dat toen, dat vijftig jaar vroeger, dat vijftig jaar later, nog het algemeen heerschende was. In 1714 zal men voor een landschap van Ruisdael f

"Het zal de Teems moeten voorstellen, Edel Achtbare!" antwoordt Uilenburg, met eene diepe buiging. "De Teems bij Wolwits ," voegt de schilder er op bescheiden toon bij. "Wat dunkt er u van?" vraagt opnieuw Pancras aan den kunstkooper.

Maar dat was mij weldra niet genoeg: ik moest meer verscheidenheid van voorwerpen, ik moest uitgebreider tafereelen hebben, en om daarin te slagen begaf ik mij onder leiding van Rogman." "Niet onverdienstelijk," merkt halfluid Uilenburg aan: "maar wat ruw en slordig."

Rondom wigden huizen hun daken. Muur stond naast muur, goorbruin, bloedbruin, slijkzwart, doorklodderd van loodmorsig wit. Vensters kniesden er in met zwarte gordijnen en beneê suften de puien met stille bordesjes en opstaande luiken. In de flets-tragende lucht loomde de rook van Marken en Uilenburg, krimpend uit ouwe saamkwakkende huizen geschoord op elkander. Dáar was het eerwaarde, grijze huizengeleef, dat opkroop in zijn herinnering, daar schuwde schaduw van muren, waar geen licht kwam, waar eeuwige scheemring de vrouwen verlepte en klagende kindren uit dikke buiken ontving, d

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek