Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 9 juli 2025


Diep ademde Rozeke de zuivere, verkwikkende ochtendlucht in. Gras en rapenvelden lagen zacht bepareldauwd, als nog in slaap gedompeld, met stille flonkeringen hier en daar, waarin de opkomende roode zon herlevende bezieling tintelde.

't Waren dichters. Swenst was de hemel opengebroken en nu stond de zon deugdelijk in de lucht, ze lei haren zoeten schijn over de wereld, zette purper in de bottende boomen, en tintelde zilver op de overstroomde beemden. Op de akkers stonden de menschen te werken, in de boomen en in den grond, en in de hoven schupten de hoveniers groentenbedden open. Dat gaf een goede reuk.

Doch plotseling klonk het weer om hem, van alle zijden om hem, zoo sterk, zoo dringend, dat hij huiverde van wonderbare aandoening. 'Zonnezoon! Zonnezoon! Johannes stond op en staarde naar buiten. Welk licht! welk heerlijk licht. Het stroomde over de volle boomkruinen, het tintelde tusschen de grashalmen en vonkelde in de donkere schaduwplekken.

Als hare zusteren, Enkhuizen, Medemblik, Hoorn, Stavoren, Hindeloopen, langs den rand der Zuiderzee geschaard, zit zij daar droomend en peinzend neder, de doode stad, mijmerende aan de dagen van weleer, toen zij rijk en bloeiend en machtig was en het frissche leven tintelde in hare aderen. Ze zijn voorbij, die schoone tijden, en niemand brengt ze ooit weder.

Misschien word ik wel een oude vrijster! Maar kind, dat kan je geen ernst zijn! Neen, daar zal je je toch nooit in schikken! Je zal net als dat kind doen, let op mijn woorden. Marie lachte. De zon stroomde in de kamer, als een weêrglans van hoop en verwachting en gloeide over het verkreukte bruidstoilet, tot het moiré tintelde van witte vlammen!

Ouwe barbaar!” zei Marie, toen oom uitgelachen had; maar in haar oogen tintelde weer een vonkje van de vroegere vroolijkheid, en toen Frits ook een opgeruimd gezicht zette, zijn arm om haar midden sloeg, een kus op haar frissche lippen drukte en schertsend vroeg: „Met uw permissie, oom,” riep de vroolijke zeeman: „Zóó mag ik het zien. Jongens! geneer je niet, ga je koers maar; ik geloof, dat jelui al wijzer wordt.

Maar ondertusschen het vroor.... het vroor.... mijn ramen stonden iederen ochtend vol van de sierlijkste ijsbloemen en een stralende, oranje-roode zon tintelde daarin als een gouden stralenbol in kanten-zilverweefsel.

Dan snelde zij met het zwaard in de hand ter hulp, en verscheidene vrouwen en meisjes, aangevuurd door haar moed, volgden haar in den strijd. De beide jongelingen bleven staan om haar goed te kunnen zien, en zij deden dit met een blik vol bewondering. Hoe kloek en sterk was die gestalte, hoe vurig tintelde dat oog!

Het was de schuld van het weêr: bij zoo een regenachtigen hemel tintelde er geen licht in den wijn van zijn glas, en geleek de zilveren kan tin.... En hij legde het penseel weg en wandelde met de handen in de zakken en fluitende zijn atelier op en neêr, een weinig geërgerd door zijn gemis aan werkkracht. Hij had toch zoo gaarne gewild, maar hij kon niet, al dwong hij zich....

Toen losten de nevels, die over het land en hier en daar over de zee hingen, zich op en rafelden uiteen, en spoedig schitterde en tintelde en blonk alles zoo van licht, dat men beschutting moest zoeken tegen den al te fellen gloed. Aan de steile, hier bijna onbewoonde kust van Halmaheira, die we steeds aan bakboord hielden, terwijl wij nu naar het Zuiden koersten, was een zendingspost gevestigd.

Woord Van De Dag

soepe

Anderen Op Zoek